ECLI:NL:RBDHA:2020:3833
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verrekening van bijstandsuitkering na storting op bankrekening en bewijsvoering van lening
In deze zaak heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de inhouding van € 200,-- op haar bijstandsuitkering, welke inhouding is gebaseerd op een storting op haar bankrekening. Eiseres ontving vanaf 1 juni 2019 een bijstandsuitkering en betwistte de inhouding, stellende dat het bedrag een terugbetaling betrof van een lening die haar zoon haar had verstrekt. De rechtbank heeft de zaak schriftelijk afgedaan, waarbij beide partijen toestemming gaven voor deze procedure vanwege de coronamaatregelen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat het bedrag van € 200,-- een terugbetaling van een lening was. De storting op haar rekening werd door de klantmanager van de gemeente als inkomen aangemerkt, omdat de herkomst van de storting onduidelijk was. Eiseres heeft geen objectieve en verifieerbare stukken overgelegd die haar claim ondersteunen. De rechtbank oordeelt dat de gemeente op goede gronden de storting als inkomen heeft aangemerkt en dat eiseres niet heeft aangetoond dat de storting geen inkomen betrof.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan op 23 april 2020 door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van E.T. Rietbroek, griffier. De uitspraak zal op een later moment openbaar worden gemaakt, conform de coronamaatregelen.