ECLI:NL:RBDHA:2020:3809
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot voortzetting inbewaringstelling op basis van onvoldoende medische verklaring
Op 9 april 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in 1996, die momenteel verblijft in een zorginstelling. Het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling was ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 6 april 2020, naar aanleiding van zorgen over de geestelijke gezondheid van de cliënt. De rechtbank heeft de beschikking geweigerd op basis van een gebrek aan een geldige medische verklaring. De advocaat van de cliënt voerde aan dat de medische verklaring niet was opgesteld door een onafhankelijk psychiater, wat volgens vaste jurisprudentie vereist is in gevallen van gecombineerde diagnoses. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een verstandelijke beperking, ADHD, PTSS, hechtingsproblematiek en een dissociatiestoornis. De rechtbank concludeerde dat de medische verklaring, opgesteld door een arts voor verstandelijk gehandicapten, niet voldeed aan de eisen, omdat er ook psychiatrische problematiek aan de orde was. De rechtbank heeft het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling afgewezen, omdat de noodzakelijke deskundigheid ontbrak in de medische verklaring. De beschikking is gegeven door rechter M.C. Bruining, bijgestaan door griffier A.E. Babulall-Balkaran, en is uitgesproken tijdens een openbare zitting.