ECLI:NL:RBDHA:2020:3717
Rechtbank Den Haag
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Vordering van ex-werknemer tot betaling van achterstallig loon inclusief overuren en bonus
In deze arbeidsrechtzaak vordert een ex-werknemer, [eiser], van zijn voormalige werkgever, de besloten vennootschap [gedaagde], betaling van achterstallig loon over de periode van 26 februari 2014 tot 1 oktober 2018. De werknemer stelt dat de werkgever ten onrechte geen rekening heeft gehouden met gemaakte overuren, een jaarlijkse bonus en een deel van de verblijfkostenvergoeding, die volgens hem als loon moeten worden aangemerkt op basis van artikel 7:639 BW. De kantonrechter heeft in zijn eindvonnis geoordeeld dat deze vergoedingen inderdaad tot het loon behoren en heeft de vordering van de werknemer toegewezen, met een matiging van de wettelijke verhoging tot 10% gezien de omstandigheden van het geval.
De procedure begon met een vonnis van 13 november 2019, waarin de kantonrechter de werkgever de gelegenheid gaf om een inzichtelijke berekening van het achterstallig loon te maken. De werkgever heeft echter niet kunnen aantonen dat zijn berekening correct was, waardoor de kantonrechter de berekening van de werknemer als uitgangspunt heeft genomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer recht heeft op een totaalbedrag van € [bedrag] bruto, dat toewijsbaar is, en heeft ook de wettelijke rente over dit bedrag toegewezen.
Daarnaast heeft de kantonrechter de werkgever veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, waarbij de nakosten zijn inbegrepen. De kantonrechter heeft de vordering van de werknemer om de loonspecificaties van 2014 en 2015 te overleggen afgewezen, omdat de werkgever aangaf deze niet te bezitten. Het vonnis is uitgesproken op 19 februari 2020 door kantonrechter mr. G.M.A. van Zaltbommel-Uittenbogaard.