ECLI:NL:RBDHA:2020:3583
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van een vrijheidsontnemende maatregel in het kader van asielprocedure en uitzetting
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 april 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die stelt de Congolese nationaliteit te hebben, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 20 maart 2020, waarin hem een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) is opgelegd. De rechtbank heeft in het kader van de coronamaatregelen partijen gevraagd om schriftelijk hun standpunten in te dienen en heeft ervoor gekozen om de zaak telefonisch te behandelen. Eiser heeft aangevoerd dat zijn fundamentele recht om te worden gehoord in het gedrang komt, maar de rechtbank oordeelt dat dit recht niet in de kern wordt aangetast door de gekozen procedure.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de vrijheidsontnemende maatregel voldoende gemotiveerd is en dat de medische omstandigheden van eiser niet zodanig zijn dat deze een lichter middel rechtvaardigen. Eiser heeft geen problemen met de inbewaringstelling en de door hem genoemde klachten zijn niet van dien aard dat ze een minder dwingende maatregel vereisen. De rechtbank heeft ook de argumenten van eiser over het gebrek aan zicht op uitzetting en de gevolgen van de coronamaatregelen voor de asielprocedure beoordeeld, maar oordeelt dat deze geen rol spelen in de beoordeling van de rechtmatigheid van de vrijheidsontnemende maatregel.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Pronk, griffier. De uitspraak wordt niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.