Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
.
RVS:2018:1795
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 april 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die de Iraakse nationaliteit heeft en in Griekenland als vluchteling erkend is. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser internationale bescherming geniet in Griekenland. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de beslissing van de Staatssecretaris terecht was.
De rechtbank overweegt dat eiser kort na het verkrijgen van zijn verblijfsstatus in Griekenland het land heeft verlaten zonder te proberen zijn rechten als statushouder te effectueren. Eiser heeft aangevoerd dat de situatie voor statushouders in Griekenland verschrikkelijk is, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet voldoende is om de niet-ontvankelijkheid van zijn aanvraag te weerleggen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat van statushouders verwacht mag worden dat zij hun rechten in het land waar zij erkend zijn effectueren.
Daarnaast heeft eiser gesteld dat zijn psychische klachten onvoldoende zijn meegewogen door de Staatssecretaris. De rechtbank oordeelt dat eiser geen bewijs heeft geleverd van zijn gezondheidsproblemen en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn terugkeer naar Griekenland in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De rechtbank concludeert dat de aanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk is verklaard en verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak is gedaan door mr. M. Wolfrat, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra dat weer mogelijk is.