ECLI:NL:RBDHA:2020:3468

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2020
Publicatiedatum
15 april 2020
Zaaknummer
AWB 19/9619
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek om een machtiging tot voorlopig verblijf voor Eritrese eiseressen zonder toestemmingsverklaring van de vader

In deze zaak hebben twee Eritrese eiseressen beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) werd afgewezen. De aanvraag was gedaan in het kader van gezinshereniging, omdat hun broer in Nederland een verblijfsvergunning asiel had verkregen. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen op basis van het ontbreken van een toestemmingsverklaring van de vader van de eiseressen, wat volgens de staatssecretaris noodzakelijk is om te voorkomen dat de kinderen aan het toezicht van de achterblijvende ouder worden onttrokken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseressen in bewijsnood verkeerden wat betreft het overleggen van officiële identiteitsdocumenten en familierechtelijke documenten. Hoewel de eiseressen een overlijdensakte van hun vader hebben overgelegd, heeft de staatssecretaris deze akte als vals aangemerkt na onderzoek door Bureau Documenten. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de eiseressen niet hebben aangetoond dat hun vader overleden is en dat zij daarom niet zonder toestemmingsverklaring naar Nederland kunnen komen.

De rechtbank heeft ook de verwijzing van de eiseressen naar de Eritrese wetgeving beoordeeld, maar oordeelt dat deze onvoldoende is om aan te tonen dat er geen juridische band met de vader bestaat. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de belangenafweging niet ten onrechte in het nadeel van de eiseressen heeft laten uitvallen, en dat de afwijzing van hun aanvraag terecht is geweest. Het beroep van de eiseressen is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 19/9619
V-nummers: [v-nummer] en [v-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres 1,

[naam 2], eiseres 2,
hierna gezamenlijk te noemen: eiseressen
(gemachtigde: mr. S. Igdeli),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseressen hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 15 november 2019 (het bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Eiseressen stellen te zijn geboren op [geboortedatum] respectievelijk [geboortedatum 2] en de Eritrese nationaliteit te hebben. [naam 3], de gestelde broer van eiseressen (referent), heeft op 29 maart 2017 een verblijfsvergunning asiel gekregen. Hij heeft vervolgens op 2 mei 2017 voor eiseressen een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) aangevraagd met als verblijfsdoel ‘familie- of gezinslid in het kader van artikel 8 van het EVRM [1] ’. Op 23 februari 2018 heeft verweerder die aanvraag afgewezen. Eiseressen hebben daartegen bezwaar gemaakt en dat bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2. Referent heeft voor zijn moeder een mvv aangevraagd in het kader van nareis. Deze aanvraag is ingewilligd en de moeder verblijft inmiddels in Nederland. Eiseressen verblijven naar eigen zeggen in Soedan.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat eiseressen in bewijsnood verkeren voor wat betreft het overleggen van officiële identiteitsdocumenten en familierechtelijke documenten. In beginsel wordt er dan nader onderzoek aangeboden in de vorm van een identificerend gehoor en DNA-onderzoek. In dit geval is dat aanbod echter niet gedaan, omdat eiseressen niet aan de overige voorwaarden voldoen. De weigering van hun verblijf is volgens verweerder namelijk niet in strijd met artikel 8 van het EVRM. Daartoe is van doorslaggevend belang dat zij geen toestemmingsverklaring hebben overgelegd waaruit blijkt dat hun (gestelde) vader instemt met hun vertrek naar Nederland. Dit betekent dat er sprake is van een dreigende onttrekking aan het toezicht van de achterblijvende ouder en verweerder concludeert daarom dat het belang van de Nederlandse overheid om strafbare feiten te voorkomen zwaarder weegt dan het belang van eiseressen.
4. In bezwaar hebben eiseressen een originele overlijdensakte van hun gestelde vader overgelegd. Verweerder heeft deze laten onderzoeken door Bureau Documenten (hierna: BD). Uit de verklaring van onderzoek van 14 januari 2019 blijkt dat de akte vals is. Ook de legalisatie op de akte is vals. Verweerder volgt daarom niet dat de gestelde vader van eiseressen is overleden.
5. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling [2] is een advies van het BD een deskundigenadvies aan verweerder ten behoeve van de uitvoering van zijn bevoegdheden. Verweerder moet zich, indien hij een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, gelet op artikel 3:2 van de Awb, ervan vergewissen dat dit naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Indien dat het geval is, kan de desbetreffende verzoeker de uitkomst van het advies slechts met succes bestrijden door een andersluidende contra-expertise van een deskundige in te brengen. [3]
6. De rechtbank is van oordeel dat er geen aanleiding bestaat voor de conclusie dat de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten niet aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet. Dat betekent dat het aan eiseressen was om een contra-expertise in te brengen. Eiseressen hebben in beroep betoogd dat zij niet beter weten dan dat de overlijdensakte een echt document is. Zij wensten een contra-expertise te laten verrichten, maar uit de door hen overgelegde e-mail van Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) van 27 maart 2019 blijkt dat er geen contra-expert is voor Eritrese documenten. De rechtbank stelt vast dat uit deze e-mail blijkt dat er bij VWN drie contra-experts voor Eritrese documenten bekend zijn, maar dat er – kort gezegd – met geen van deze drie positieve ervaringen zijn. Dat betekent, anders dan eiseressen hebben betoogd, echter niet dat er in het geheel geen contra-experts zouden zijn die de overlijdensakte zouden kunnen onderzoeken. Niet is gebleken dat eiseressen hebben geprobeerd om met een dergelijke expert in contact te komen. Verweerder heeft daarom terecht niet gevolgd dat de (gestelde) vader van eiseressen is overleden.
7. Vervolgens is in geschil of er wel een toestemmingsverklaring van de vader nodig is. Eiseressen hebben verwezen naar artikel 189, lid 2, van de Eritrea Civil Code 2015, waarin het volgende staat:
“The mother shall exercise such function where no legal filiation link between minor child and father has been established.”Eiseressen stellen dat nu hun ouders nooit getrouwd zijn (geweest), er geen sprake is van een juridische band met hun vader en dat hun moeder dus is belast met het gezag. Dat betekent dat er geen toestemming van de vader is vereist, aldus eiseressen. De rechtbank volgt met verweerder dit betoog niet. De enkele verwijzing naar de Eritrea Civil Code is daarvoor onvoldoende. Eiseressen hebben niet met documenten aangetoond dat hun moeder als enige is belast met het gezag. Evenmin hebben zij aannemelijk gemaakt dat hun vader nooit in beeld is geweest. Van eiseressen mag daarom verwacht worden dat zij een toestemmingsverklaring overleggen. Niet in geschil is dat deze ontbreekt.
8. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de belangenafweging niet ten onrechte in het nadeel van eiseressen heeft laten uitvallen. De toestemmingsverklaring is vereist om kinderontvoering te voorkomen en is daarom in het belang van de openbare orde. Verweerder heeft dit belang kunnen laten prevaleren boven het belang van eiseressen om het gezinsleven in Nederland te kunnen uitoefenen. Daarbij heeft verweerder tevens in het nadeel van eiseressen kunnen laten meewegen dat er geen sprake is van inmenging in het recht op respect voor hun gezinsleven, aangezien eiseressen voor het eerst verblijf in Nederland aanvragen.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 april 2020.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie onder meer de uitspraak van 27 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2116.
3.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 18 december 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BK8644.