In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Marokkaanse nationaliteit, een aanvraag ingediend voor een faciliterend visum om in Nederland bij zijn echtgenote en vijf kinderen te verblijven. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser niet heeft aangetoond dat hij daadwerkelijke zorg- en opvoedingstaken uitoefent en dat er een afhankelijheidsrelatie bestaat tussen hem en zijn minderjarige kinderen, zoals vereist volgens het arrest Chavez-Vilchez. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Buitenlandse Zaken, en het bezwaar van eiser werd ongegrond verklaard. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij aan alle voorwaarden voldoet en dat verweerder ten onrechte zijn aanvraag heeft afgewezen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd van zijn betrokkenheid bij de zorg en opvoeding van zijn kinderen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de afgifte van een faciliterend visum niet onderhevig is aan een beoordeling op basis van artikel 8 van het EVRM, en dat verweerder niet verplicht was om eiser te horen in bezwaar. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, omdat er geen bewijs was van zorg- en opvoedingstaken of een afhankelijkheidsrelatie, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.