ECLI:NL:RBDHA:2020:3308
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet wegens onvoldoende informatie over financiële situatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg. De eiser had op 20 maart 2018 een aanvraag om bijstandsuitkering ingevolge de Participatiewet (Pw) ingediend, maar deze werd op 3 juli 2018 afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de eiser niet alle gevraagde gegevens had overgelegd, waardoor zijn recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 20 februari 2020 heeft eiser aangevoerd dat hij voldoende informatie had verstrekt om zijn recht op bijstand vast te stellen, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende duidelijkheid had gegeven over zijn financiële situatie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser, ondanks het overleggen van diverse bankafschriften, niet kon aantonen dat hij geen inkomsten had uit zijn betrokkenheid bij een bedrijf in Polen. Eiser had ook geen bewijsstukken overgelegd die zijn verklaringen over zijn financiële situatie konden onderbouwen. De rechtbank benadrukte dat het aan de aanvrager is om de nodige informatie te verstrekken en dat het bijstandverlenend orgaan de plicht heeft om deze informatie te controleren. Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat eiser niet had voldaan aan zijn inlichtingenplicht, waardoor niet kon worden vastgesteld of hij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.