ECLI:NL:RBDHA:2020:3275

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2020
Publicatiedatum
9 april 2020
Zaaknummer
AWB 19/7296, 19/7780, 19/9061
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen door gemeente Amsterdam inzake opvang ongedocumenteerde vreemdeling

In deze zaak gaat het om een beroep van een ongedocumenteerde vreemdeling uit Bosnië, die in de gemeentelijke opvang verblijft. De vreemdeling heeft op 15 juli 2019 een verzoek ingediend bij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voor opvang in de Landelijke Voorziening Vreemdelingen (LVV). De rechtbank oordeelt dat de gemeente Amsterdam als partij moet worden aangemerkt, en niet de staatssecretaris. De rechtbank stelt vast dat de vreemdeling zich niet in persoon heeft aangemeld voor de LVV, wat noodzakelijk was volgens de regels. Hierdoor is het verzoek niet op de juiste wijze gedaan, en de rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. De vreemdeling heeft zich inmiddels wel gemeld bij de gemeente, maar heeft geen procesbelang meer omdat hij al in de gemeentelijke opvang verblijft. De rechtbank wijst ook het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toe, omdat de vreemdeling betalingsonmacht heeft aangetoond. De rechtbank verklaart het beroep in de zaak AWB 19/7296 niet-ontvankelijk, verklaart zich onbevoegd in de zaak AWB 19/7780, en verklaart het beroep in de zaak AWB 19/9061 niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 19/7296, AWB 19/7780 en AWB 19/9061
[persoonsnummer]

uitspraak van de meervoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaken tussen

[eiser],
geboren op [geboortedatum] 1962, van Bosnische nationaliteit, eiser
(gemachtigde: mr. W.G. Fischer),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder 1
(gemachtigde: mr. H.P. Kallenbach)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder 2
(gemachtigde: mr. T.F. Baars).

Procesverloop

Bij brief van 15 juli 2019 (het verzoek) heeft eiser de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (de staatssecretaris) verzocht om opvang in de LVV [1] .
Bij brief van 11 september 2019 heeft eiser de staatssecretaris in gebreke gesteld. Vervolgens is eiser op 25 september 2019 in beroep gegaan wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Dit beroep is geregistreerd onder nummer AWB 19/7296.
De staatssecretaris heeft het verzoek van eiser bij brief van 27 augustus 2019 gestuurd naar de gemeente Amsterdam (de gemeente). Op 28 augustus 2019 heeft eiser hiertegen bezwaar gemaakt. Bij besluit van 3 oktober 2019 (het bestreden besluit 1) heeft de staatssecretaris het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Op 11 oktober 2019 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser tegen dit besluit ontvangen. Dit beroep is geregistreerd onder nummer AWB 19/7780.
De gemeente heeft bij brief van 25 september 2019 gereageerd op het verzoek van eiser. Eiser heeft hier op 29 september 2019 bezwaar tegen gemaakt.
Bij besluit van 19 november 2019 (het bestreden besluit 2) heeft de gemeente dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Op 22 november 2019 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser tegen dit besluit ontvangen. Dit beroep is geregistreerd onder nummer AWB 19/9061.
Verweerders hebben verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 januari 2020. Partijen zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Wat is er precies gebeurd?
1. Eiser is een ongedocumenteerde vreemdeling, afkomstig uit Bosnië. Eiser verblijft sinds 3 april 2018 in de Tijdelijke Opvang voor Ongedocumenteerden (TOO) in de [straat] in Amsterdam. Dit is een gemeentelijke opvang. Ter zitting is gebleken dat eiser nog altijd in de gemeentelijke opvang zit.
2. Bij brief van 15 juli 2019 heeft eiser de DT&V [2] van het Ministerie van Justitie en Veiligheid verzocht om adequate hulp en daarbij maatwerk te bieden. Bij brief van 27 augustus 2019 heeft DT&V dit verzoek gestuurd naar de gemeente omdat niet DT&V maar de gemeente de opvang namens de staatssecretaris in de LVV [3] uitvoert. Tegen dit versturen van het verzoek heeft eiser bezwaar gemaakt. De staatssecretaris heeft dit bezwaar bij het bestreden besluit 1 ongegrond verklaard. Naar aanleiding van het doorgestuurde verzoek heeft de gemeente eiser op 25 september 2019 een brief gestuurd. Ook hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is door de gemeente in het bestreden besluit 2 niet-ontvankelijk verklaard.
3. Op 20 november 2019 heeft eiser zich in persoon gemeld bij het Loket Ongedocumenteerden Amsterdam (LOA) en verzocht om toegang tot de LVV. Dezelfde dag is eiser de toegang tot de LVV geweigerd.
4. Alle drie de beroepen zien op ontwikkelingen naar aanleiding van het verzoek van eiser van 15 juli 2019 om opvang in de LVV. Gelet op deze samenhang, heeft de rechtbank ervoor gekozen om de drie beroepen in één uitspraak te behandelen. [4]
AWB 19/7296
-
Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht
5. Eiser heeft de rechtbank verzocht om vrijstelling van de betaling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. Eiser is in de gelegenheid gesteld om dit te onderbouwen. Eiser heeft dit in deze procedure nagelaten. Eiser moet daarom in deze procedure griffierecht betalen. Dat heeft eiser (alsnog) gedaan.
-
Waar gaat deze zaak over?
6. Dit beroep betreft een beroep tegen het niet-tijdig beslissen (beroep niet-tijdig). Eiser stelt dat de staatssecretaris nog altijd niet heeft beslist op zijn verzoek van 15 juli 2019. Eiser heeft hiertoe de staatssecretaris op 11 september 2019 in gebreke gesteld en op 25 september 2019 beroep ingesteld.
7. Beide verweerders hebben in dit beroep een verweerschrift ingediend. De staatssecretaris heeft de rechtbank verzocht om het beroep op te vatten als een beroep gericht tegen de gemeente omdat de gemeente de bevoegde instantie is. De gemeente heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank niet bevoegd is om kennis te nemen van het beroep. Het verzoek om opvang is namelijk ongenoegzaam gedaan. Een verzoek om toelating tot de LVV kan alleen in persoon worden gedaan en niet schriftelijk. Eiser heeft dus niet op de juiste wijze om opvang verzocht. Er is dan ook geen verplichting van de gemeente om te beslissen op het verzoek. Dus is er ook geen sprake van niet-tijdig beslissen. Mocht de rechtbank tot de conclusie komen dat de rechtbank wel bevoegd is, dan is sprake van een prematuur beroep. Een beroep niet-tijdig kan worden ingesteld twee weken na de ingebrekestelling. De ingebrekestelling van 11 september 2019 is verzonden aan de verkeerde instantie, namelijk DT&V. DT&V heeft de brief op 12 september 2019 doorgestuurd aan de gemeente. Dus kon er pas op 27 september 2019 een beroep niet-tijdig worden ingesteld.
-
Tegen wie moet het beroep zich richten?
8. De rechtbank overweegt allereerst dat uit de uitspraak van vandaag van deze rechtbank en zittingsplaats in de zaak AWB 19/9059 volgt dat de gemeente bevoegd is om toegang tot de LVV te verlenen. De rechtbank merkt dan ook de gemeente aan als partij aan wie het verzoek was gericht en dus ook het beroep niet-tijdig.
-
Was sprake van een genoegzaam verzoek?
9. De rechtbank is, anders dan de gemeente stelt, van oordeel dat zij wel bevoegd is om van het beroep kennis te nemen. Hiertoe is het volgende redengevend. Uit het ‘Convenant Pilot-LVV in de gemeente Amsterdam’ (het Convenant) volgt dat een vreemdeling zichzelf kan aanmelden of dat de partijen bij het Convenant een vreemdeling kunnen aanmelden. [5] Uit dit Convenant blijkt niet dat de vreemdeling zich enkel in persoon kan aanmelden en dat schriftelijke aanmelding niet mogelijk is. De stelling van de gemeente dat het een vaste gedragslijn is dat de vreemdeling zich bij het LOA moet aanmelden om in aanmerking te komen voor toegang tot de LVV, volgt de rechtbank niet. In geval van besluiten geldt dat een bestuursorgaan zich alleen op een vaste gedragslijn kan beroepen als deze is neergelegd in een beleidsregel. [6] Indien de vaste gedragslijn niet is neergelegd in een beleidsregel moet de verwijzing naar de vaste gedragslijn worden gemotiveerd. [7] In dit geval is echter geen sprake van een te nemen besluit maar van een feitelijke handeling. De opvang in de LVV is immers buitenwettelijk begunstigend beleid. De eis dat de vaste gedragslijn in een beleidsregel moet zijn neergelegd of anders gemotiveerd moet worden, kan dan ook hier niet gesteld worden. Echter, de LVV is per 1 juli 2019 van start gegaan. Omdat nergens beschreven stond dat aanmelding in persoon diende te geschieden, kon eiser dat niet weten. Pas met de brief van 25 september 2019 van de gemeente werd duidelijk dat aanmelding in persoon moet geschieden en dat verweerder dit als vaste gedragslijn hanteert. Het verzoek is dan ook niet ongenoegzaam gedaan. De rechtbank is bevoegd om van het beroep kennis te nemen.
-
Is sprake van procesbelang?
10. De vervolgvraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het beroep niet-tijdig ontvankelijk is. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat eiser nog belang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. Immers, eiser heeft zich op 20 november 2019 in persoon gemeld bij de gemeente (het LOA) en is niet toegelaten tot de LVV. Hiermee heeft de gemeente inmiddels gereageerd op het verzoek van eiser om opvang in de LVV. Daarbij overweegt de rechtbank dat ter zitting is gebleken dat eiser zich nog steeds bevindt in de gemeentelijke opvang en dus al die tijd opvang heeft genoten. Tot slot heeft eiser geen schade gesteld waaruit alsnog procesbelang kan worden afgeleid. De vraag of een proceskostenveroordeling moet worden uitgesproken vormt op zichzelf onvoldoende belang om tot een inhoudelijke beoordeling van het beroep over te gaan. [8]
-
Conclusie
11. Omdat eiser geen procesbelang heeft, verklaart de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling of terugbetalen van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
AWB 19/7780
-
Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht
12. Eiser heeft de rechtbank verzocht om vrijstelling van de betaling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. Eiser heeft in beroep gesteld dat het hem vanwege het ontbreken van een geldige verblijfsvergunning niet is toegestaan in Nederland te werken of een uitkering te ontvangen en dat hij niet over middelen van bestaan beschikt. De rechtbank acht dit aannemelijk en is daarom van oordeel dat het beroep op betalingsonmacht moet worden toegewezen. Eiser hoeft in deze procedure geen griffierecht te betalen.
-
Waar gaat deze zaak over?
13. Dit beroep richt zich tegen het doorsturen door DT&V op 27 augustus 2019 naar de gemeente van het verzoek om opvang. Eiser heeft hier op 28 augustus 2019 bezwaar tegen gemaakt. Bij brief van 3 oktober 2019 heeft de DT&V eiser laten weten dat niet de DT&V bevoegd is maar de gemeente.
14. Op 11 oktober 2019 heeft eiser beroep ingesteld. Eiser heeft zich allereerst op het standpunt gesteld dat sprake is van een beroep wegens het niet tijdig beslissen op de aanvraag van 15 juli 2019. Indien de rechtbank dit niet volgt, is eiser van mening dat de DT&V het verzoek van 15 juli 2019 niet had mogen doorsturen aan de gemeente omdat niet de gemeente bevoegd is maar de staatssecretaris.
15. Beide verweerders hebben een verweerschrift ingediend. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat als het beroep wordt gezien als een beroep niet-tijdig dit gericht dient te zijn tegen de gemeente, want die is bevoegd. Als het wel een inhoudelijk beroep betreft, dan dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat het doorsturen door de DT&V aan de gemeente niet kan worden gezien als een feitelijke handeling. De gemeente heeft zich, net als in zaak AWB 19/7296, allereerst op het standpunt gesteld dat het verzoek ongenoegzaam is gedaan en dat de rechtbank dus niet bevoegd is. Verder heeft de gemeente zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van procesbelang. Eiser heeft zich immers op 20 november 2019 alsnog bij de LOA gemeld en is toen afgewezen. Hiertegen loopt nu bezwaar.
-
Het beroep niet-tijdig
16. Voor zover het beroep moet worden opgevat als een beroep niet-tijdig, verwijst de rechtbank naar wat hierboven is overwogen in zaak AWB 19/7296.
-
Is het doorsturen van het verzoek een feitelijke handeling?
17. Eiser heeft ook bezwaar en uiteindelijk beroep aangetekend tegen het doorsturen van het verzoek door de DT&V aan de gemeente en de brief van DT&V van 3 oktober 2019 waarin staat dat de gemeente bevoegd is. De vraag die allereerst beantwoord dient te worden is of dit doorsturen kan worden gezien als een feitelijke handeling in de zin van artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Het doorsturen van het verzoek door de DT&V aan de gemeente moet worden gezien als het doorsturen van een verzoek binnen een bestuursorgaan. Zowel de DT&V als de gemeente voeren in dit geval taken uit namens de staatssecretaris. Een dergelijke handeling is niet gericht op rechtsgevolg. Er wordt immers geen bevoegdheid, recht of verplichting voor een of meer anderen in het leven geroepen danwel teniet gedaan. Ook wordt niet de juridische status van een persoon of zaak vastgesteld. Omdat geen sprake is van een feitelijke handeling die met een besluit moet worden gelijkgesteld, staat geen bezwaar of beroep open. Ook de brief van 3 oktober 2019 kan niet worden opgevat als een feitelijke handeling die gelijk te stellen is met een besluit. Deze brief is ook alleen maar informatief. Omdat geen sprake is van een feitelijke handeling in de zin van artikel 72, derde lid, van de Vw 2000, is de rechtbank onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
-
Conclusie
18. De rechtbank verklaart zichzelf onbevoegd. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
AWB 19/9061
-
Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht
19. Eiser heeft de rechtbank verzocht om vrijstelling van de betaling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. Eiser heeft in beroep gesteld dat het hem vanwege het ontbreken van een geldige verblijfsvergunning niet is toegestaan in Nederland te werken of een uitkering te ontvangen en dat hij niet over middelen van bestaan beschikt. De rechtbank acht dit aannemelijk en is daarom van oordeel dat het beroep op betalingsonmacht moet worden toegewezen. Eiser hoeft in deze procedure geen griffierecht te betalen.
-
Waar gaat deze zaak over?
20. De gemeente heeft op 25 september 2019 gereageerd op het verzoek van eiser. In de brief van 25 september 2019 staat dat eiser zijn verzoek in persoon dient in te dienen bij het LOA. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is bij besluit van 19 november 2019 niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft eiser dit beroep ingesteld.
21. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat de gemeente niet kan eisen dat hij zijn aanvraag in persoon indient. Dat voegt namelijk niets toe. Eiser krijgt dan direct een voorgedrukt afwijzingsformulier.
22. De gemeente heeft zich op het standpunt gesteld dat de vreemdeling zich in persoon moet melden bij het LOA als hij toegelaten wil worden tot de LVV. Gelet op de vaste gedragslijn is de brief van 25 september 2019 alleen maar informatief. Deze brief kan niet worden aangemerkt als een feitelijke handeling. Dus is er geen bezwaar en beroep mogelijk. Verder heeft eiser geen belang bij zijn huidige beroep. Eiser heeft zich op 20 november 2019 alsnog gemeld bij het LOA en is toen de toegang geweigerd. Tegen deze feitelijke handeling is bezwaar gemaakt. Hier moet nog op worden beslist.
-
Is sprake van procesbelang?
23. De vraag die de rechtbank als eerste moet beantwoorden is of sprake is van procesbelang. Gelet op wat de rechtbank heeft overwogen in rechtsoverweging 10 van deze uitspraak, is de rechtbank van oordeel dat ook in dit beroep geen sprake is van procesbelang.
-
Conclusie
24. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De verzochte ordemaatregel
25. Tot slot heeft eiser verzocht om een ordemaatregel. Eiser wil dat de rechtbank verweerders opdraagt om de diverse besluiten in te trekken en tot één besluit te komen dat inhoudelijk kan worden behandeld.
26. De rechtbank wijst dit verzoek af. Het is de rechtbank niet duidelijk wat eiser precies beoogt met zijn verzoek en wat het belang hiervan is. Ook ter zitting heeft eiser geen duidelijkheid kunnen geven wat hij precies wil bereiken met het verzoek.

Beslissing

De rechtbank,
in de zaak AWB 19/7296 verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
in de zaak AWB 19/7780 verklaart zich onbevoegd;
in de zaak AWB 19/9061 verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.F.J. Bernt, voorzitter, en mr. A.J. Dondorp en mr. B.C. Langendoen, leden, in aanwezigheid van mr. J.C.E. Krikke, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
de griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.
Bijlage

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 1:3
1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
[…]
Artikel 4:82
Ter motivering van een besluit kan slechts worden volstaan met een verwijzing naar een vaste gedragslijn voor zover deze is neergelegd in een beleidsregel
Artikel 8:14
De bestuursrechter kan zaken over hetzelfde of een verwant onderwerp ter behandeling voegen en de behandeling van gevoegde zaken splitsen.
Een verzoek daartoe kan worden gedaan tot de sluiting van het onderzoek ter zitting.

Vreemdelingenwet 2000

Artikel 72
[…]
3. Voor de toepassing van deze afdeling wordt met een beschikking tevens gelijkgesteld een handeling van een bestuursorgaan ten aanzien van een vreemdeling als zodanig, waaronder begrepen het niet verlenen van de verblijfsvergunning overeenkomstig artikel 14, tweede lid.

Convenant Pilot-LVV in gemeente Amsterdam

Artikel 4.2
Alle partijen bij dit convenant weten wie er in de LVV is toegelaten en worden zo snel mogelijk geïnformeerd over aanmeldingen voor de LVV. Een vreemdeling kan zichzelf aanmelden, tevens kunnen alle partijen bij dit convenant een vreemdeling aanmelden als kandidaat voor begeleiding in de pilot-LVV. De gemeente beslist, zoveel mogelijk op basis van consensus in het lokale casusoverleg LVV (of LSO) van de pilot LVV, om (namens de Staatssecretaris) aan een vreemdeling die zich meldt onderdak en individuele begeleiding te bieden.

Voetnoten

1.Landelijke Vreemdelingen Voorzieningen.
2.Dienst Terugkeer en Vertrek
3.Landelijke Vreemdelingen Voorzieningen
4.Artikel 8:14 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5.Zie artikel 4.2 van het Convenant.
6.Zie artikel 4:82 van de Awb.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 1 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1413.
8.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 22 juni 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ8859.