ECLI:NL:RBDHA:2020:3267

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 april 2020
Publicatiedatum
9 april 2020
Zaaknummer
C/09/571473 / HA ZA 19-347
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrecht en opzettelijke misleiding bij het aangaan van een verzekeringsovereenkomst

In deze zaak, uitgesproken op 8 april 2020 door de Rechtbank Den Haag, staat de vraag centraal of De Goudse Schadeverzekeringen N.V. gehouden is tot uitkering van schade na een brand in het bedrijfspand van Teleacces. Teleacces had bij het aangaan van de verzekering relevante informatie verzwegen, waaronder een schorsing van de rijbevoegdheid van de bestuurder en een eerdere weigering van een verzekeringsaanvraag. De rechtbank oordeelt dat Teleacces opzettelijk heeft gehandeld met het doel De Goudse te misleiden, waardoor De Goudse niet gehouden is tot uitkering van de schade. De rechtbank wijst de vorderingen van Teleacces af en veroordeelt hen in de proceskosten. De zaak benadrukt het belang van de mededelingsplicht bij het aangaan van verzekeringsovereenkomsten en de gevolgen van het niet nakomen daarvan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/571473 / HA ZA 19-347
Vonnis van 8 april 2020
in de zaak van

1.GROOTHANDEL TELEACCES B.V. te Deventer ,

2.
[eisende partij sub 2]te [plaats 1] ,
advocaat mr. E.C.M.J. van Kempen te Boxmeer,
eisers,
tegen

1.GOUDSE SCHADEVERZEKERINGEN N.V. te Gouda,

advocaat mr. H.J. Arnold te Den Haag,
2.
[de VOF]te [plaats 2] ,
advocaat mr. P.M. Leerink te [plaats 2] ,
3.
[gedaagde sub 3]te [plaats 2] ,
advocaat mr. P.M. Leerink te [plaats 2] ,
4.
[gedaagde sub 4]te [plaats 2] ,
advocaat mr. P.M. Leerink te Deventer,
gedaagden.
Partijen worden hierna afzonderlijk Teleacces, [eisende partij sub 2] , De Goudse, [de VOF] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] genoemd. Eisers worden gezamenlijk aangeduid als Teleacces c.s.. [de VOF] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] worden gezamenlijk aangeduid als [de VOF c.s.]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de inleidende dagvaardingen van 27 en 29 maart 2019, met producties 1 t/m 34;
  • de conclusie van antwoord van 5 juni 2019 van De Goudse, met producties A t/m J;
  • de akte overlegging producties van 3 juli 2019 van De Goudse, met producties K, L en M;
  • de conclusie van antwoord van 3 juli 2019 van [de VOF c.s.] , met producties 1 t/m 26;
  • het tussenvonnis van 4 september 2019, waarin een comparitie van partijen is bevolen;
  • de akte overlegging producties, tevens wijziging van eis van 13 januari 2010 van Teleacces c.s., met producties 35 t/m 41;
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 13 januari 2020.
1.2.
Het proces-verbaal van de comparitie is, met instemming van partijen, buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken op de verslaglegging. Zij hebben van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
1.3.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Teleacces exploiteert een groothandel in elektronische en telecommunicatie-apparatuur en bijbehorende onderdelen. [eisende partij sub 2] is de (middellijk) bestuur/aandeelhouder van Teleacces.
2.2.
In april 2017, toen Teleacces net met haar bedrijfsactiviteiten begon, heeft zij [de VOF] verzocht te bemiddelen bij het afsluiten van een motorrijtuigenverzekering voor een bedrijfsauto en de benodigde bedrijfsverzekeringen.
2.3.
Op 18 april 2017 heeft in dat kader een kennismakingsgesprek plaatsgevonden tussen de heer [A] van [de VOF] (hierna: [A] ) en een zakenpartner van [eisende partij sub 2] . Volgens het bezoekformulier, dat door de zakenpartner van [eisende partij sub 2] is ondertekend, is toen gesproken over de voorgenomen bedrijfsactiviteiten van Teleacces, de verwachte omzet en de benodigde verzekeringen. In dit gesprek heeft Teleacces [A] verzocht offertes op te vragen voor een aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven, een inventaris-/goederenverzekering, een rechtsbijstandsverzekering en een milieuschadeverzekering (hierna: de overige bedrijfsverzekeringen). De daarop volgende dag heeft [A] offertes voor de overige bedrijfsverzekeringen opgevraagd bij Reaal en bij De Goudse.
2.4.
De Goudse heeft naar aanleiding van de aanvraag aan [A] gevraagd of Teleacces kon voldoen aan een aantal preventiemaatregelen. [A] heeft deze vragen – na navraag bij Teleacces – bevestigend beantwoord. Vervolgens heeft De Goudse op 19 april 2017 een offerte voor de overige bedrijfsverzekeringen uitgebracht. In afwachting van de aangevraagde offerte voor de overige bedrijfsverzekeringen van Reaal heeft Teleacces de offerte nog niet geaccepteerd.
2.5.
Op 2 mei 2017 heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen [A] en [eisende partij sub 2] . Aanleiding van dit bezoek was het verzoek van Teleacces om een verzekering voor haar bestelauto af te sluiten. Voorafgaand aan deze bespreking heeft [gedaagde sub 3] een offerte voor een bedrijfsautoverzekering aangevraagd bij De Goudse. Het gespreksverslag, dat door [eisende partij sub 2] is ondertekend, bevat (voor zover van belang) de volgende informatie:
“Renault Kangoo, WA verzekerd bij De Goudse
→ jr geleden opstootje in de kroeg, nachtje ontnuchteren
→ 1/2 jaar niet mogen rijden in Duitsland ivm overschrijden max snelheid in Duitsland. Had niet door dat op dat stuk max snelheid was
→ ± 4 jr geleden na opstootje in café nacht op politiebureau doorgebracht: boete € 200,-“
2.6.
Op 3 mei 2017 heeft [A] namens Teleacces bij De Goudse digitaal de aanvraag voor de bedrijfsautoverzekering ingediend. Deze verzekering maakt deel uit van een zogenoemd “CompleetVerzekerd Mijn bedrijf”-verzekeringspakket, waarvan ook de op dat moment door De Goudse al geoffreerde overige bedrijfsverzekeringen deel uitmaken.
2.7.
De vragen in het aanvraagformulier voor de bedrijfsautoverzekering, inclusief de bijbehorende slotvragen zijn – voor zover van belang – als volgt beantwoord:
“Is de rijbevoegdheid ooit ontzegd?
Ja
Toelichting
½ jaar niet mogen rijden in Duitsland i.v.m. overschrijden max. snelheid in Duitsland. Had niet door dat op dat stuk max. snelheid was
(…)
SLOTVRAGEN
Bent u de laatste 8 jaar in aanraking geweest met politie of justitie? Of is iemand anders die belang heeft bij de verzekering(en) de laatste 8 jaar in aanraking geweest met politie of justitie? Bijvoorbeeld omdat u of een andere belanghebbende werd verdacht van het plegen van een strafbaar feit (waar ook overtredingen onder vallen).
Ja
Toelichting
ca. 4 jaar geleden na opstootje in café nacht op politiebureau doorgebracht. Boete 200 euro.
Heeft een verzekeraar u of iemand anders die belang* heeft bij de verzekering(en), ooit een verzekering geweigerd op opgezegd? Of heeft een verzekeraar bij een verzekering van u of een andere belanghebbende* een bijzondere voorwaarde of uitsluiting opgenomen of een verhoogde premie gevraagd?
Nee
Heeft u of iemand anders die belang* heeft bij de verzekering(en) in de afgelopen vijf (5) jaar drie (3) of meer schades geleden of veroorzaakt bij gebeurtenissen die vallen onder de verzekering(en) die u nu aanvraagt? Bijvoorbeeld door een brand, storm, lekkage, diefstal, inbraak of aanrijding.
Nee”
2.8.
[gedaagde sub 3] heeft het ingevulde aanvraagformulier voor de bedrijfsautoverzekering naar [eisende partij sub 2] gestuurd met de volgende begeleidende tekst:
“Hartelijk dank voor de aanvraag van ‘CompleetVerzekerd Mijn bedrijf’.
UW GEGEVENS:
Onder deze e-mail ziet u een overzicht van de verzekering(en) die ik op basis van de door u verstrekte gegevens heb aangevraagd. Ik adviseer u alles goed te controleren. Ziet u iets dat niet klopt? Neem dan contact op met mij. (…)”
2.9.
Naar aanleiding van de aanvraag voor de bedrijfsautoverzekering heeft De Goudse gevraagd om nadere informatie over de rijontzegging en het strafrechtelijk verleden van [eisende partij sub 2] . [eisende partij sub 2] heeft daarover bij e-mail van 3 mei 2017 het volgende aan [A] geschreven:
“Zoals telefonisch besproken stuur ik je hierbij mijn verklaring toe per email.
In 2015 heb ik in Duitsland een snelheid overtreding gehad en later een rijverbod in Duitsland voor een half jaar. Dit is nu al lang verlopen.
In 2013/2014 heb ik een opstootje gehad in een kroeg, waarna ik ben meegenomen naar het bureau en heb hiervoor een boete moeten betalen. Ik heb verder niets op papier gekregen over deze incident.”
[A] heeft de e-mail van [eisende partij sub 2] direct na ontvangst doorgestuurd aan De Goudse.
2.10.
De Goudse heeft vervolgens 4 mei 2017 de aanvraag voor de bedrijfsautoverzekering geaccepteerd (met als ingangsdatum 2 mei 2017) en een polisblad afgegeven.
2.11.
Eveneens op 4 mei 2017 heeft [A] opnieuw een bespreking gehad met Teleacces, dit keer om de offertes van De Goudse en Reaal voor de overige bedrijfsverzekeringen te bespreken. In dit gesprek heeft Teleacces te kennen gegeven dat zij akkoord ging met de offerte van De Goudse. Volgens het gespreksverslag zijn in deze bespreking onder meer de clausules en beveiligingseisen besproken en zou [gedaagde sub 3] met De Goudse overleggen over de dekking tot het moment waarop aan alle eisen was voldaan.
2.12.
Vervolgens heeft [A] , nog steeds op 4 mei 2017, namens Teleacces digitaal de aanvraag voor de overige bedrijfsverzekeringen bij De Goudse ingediend. De slotvragen in het aanvraagformulier zijn als volgt beantwoord:
SLOTVRAGEN
Bent u de laatste 8 jaar in aanraking geweest met politie of justitie? Of is iemand anders die belang heeft bij de verzekering(en) de laatste 8 jaar in aanraking geweest met politie of justitie? Bijvoorbeeld omdat u of een andere belanghebbende werd verdacht van het plegen van een strafbaar feit (waar ook overtredingen onder vallen).
Nee
Heeft een verzekeraar u of iemand anders die belang* heeft bij de verzekering(en), ooit een verzekering geweigerd op opgezegd? Of heeft een verzekeraar bij een verzekering van u of een andere belanghebbende* een bijzondere voorwaarde of uitsluiting opgenomen of een verhoogde premie gevraagd?
Nee
Heeft u of iemand anders die belang* heeft bij de verzekering(en) in de afgelopen vijf (5) jaar drie (3) of meer schades geleden of veroorzaakt bij gebeurtenissen die vallen onder de verzekering(en) die u nu aanvraagt? Bijvoorbeeld door een brand, storm, lekkage, diefstal, inbraak of aanrijding.
Nee
Toelichting
Ja
Vul hier uw toelichting in
Alles bij u bekend”
2.13.
[A] heeft het door hem ingevulde aanvraagformulier wederom doorgestuurd naar [eisende partij sub 2] met het verzoek de aanvraag goed te controleren en contact met hem op te nemen als er iets niet klopt (zie 2.8).
2.14.
[eisende partij sub 2] heeft per e-mail van 5 mei 2017 als volgt gereageerd:
“ [A] heb het doorgenomen en kwam wat tegen wat niet correct is ingevuld graag wijzigingen doorgeven zie hieronder:
Zijn er in het bedrijfsgebouw bedrijfsdeuren aanwezig, zoals overheaddeuren, roldeuren e.d.?
Nee
Ja er is een overheaddeur aanwezig
SLOTVRAGEN
Bent u de laatste 8 jaar in aanraking geweest met politie of justitie? Of is iemand anders die belang heeft bij de verzekering(en) de laatste 8 jaar in aanraking geweest met politie of justitie? Bijvoorbeeld omdat u of een andere belanghebbende werd verdacht van het plegen van een strafbaar feit (waar ook overtredingen onder vallen).
Nee
Ja zoals ook aangegeven bij autoverzekering die ik onlangs ook bij u heb verzekerd:
In 2017 is er Politie bij telecombinatie winkel van mij op de [adres] geweest wegens het innemen van aantal toestellen die ik had ingekocht waar ik gewoon een inkoopverklaring van heb.
In 2015 heb ik in Duitsland een snelheid overtreding gehad en later een rijverbod gekregen in Duitsland voor een half jaar. Dat is nu al lang verlopen.
In 2013/2014 heb ik een opstootje gehad in een kroeg, waarna ik ben meegenomen naar het bureau en heb hiervoor een boete moeten betalen. Ik heb verder niks op papier gekregen over deze incident.
En heb natuurlijk zoals heel veel mensen wel eens een boete gehad van het CJIB.
Heeft een verzekeraar u of iemand anders die belang* heeft bij de verzekering(en), ooit een verzekering geweigerd op opgezegd? Of heeft een verzekeraar bij een verzekering van u of een andere belanghebbende* een bijzondere voorwaarde of uitsluiting opgenomen of een verhoogde premie gevraagd?
Nee
Nee, maar meer premie verhoging gehad na schade
Heeft u of iemand anders die belang* heeft bij de verzekering(en) in de afgelopen vijf (5) jaar drie (3) of meer schade geleden of veroorzaakt bij gebeurtenissen die vallen onder de verzekering(en) die u nu aanvraagt? Bijvoorbeeld door een brand, storm, lekkage, diefstal, inbraak of aanrijding.
Nee
Ja, inbraak in auto van mij die ook nooit is vergoed vanwege alarmklasse maar tenslotte via DAS uitgekocht en in de jaren wel aanrijdingen gehad wat werd veroorzaakt door tegen partij maar dat kun je ook zien in mijn schade verleden”
2.15.
Op 8 mei 2017 heeft [A] de volgende reactie gestuurd:
“Ik zal doorgeven dat er een overheaddeur aanwezig is.
De reden dat de overige vragen met “nee” zijn beantwoord is dat ik deze vragen bij het aanvragen van de autoverzekering bij De Goudse al heb beantwoord. Het is daarom niet nodig om bij deze aanvraag ze nogmaals te beantwoorden. De Goudse is al op de hoogte van de juiste antwoorden op de slotvragen.”
2.16.
De Goudse heeft de aanvraag van de overige bedrijfsverzekeringen op 11 mei 2017 geaccepteerd (met als ingangsdatum 2 mei 2017) en de polisbladen toegezonden.
2.17.
Op 21 juli 2017 is er brand ontstaan in het bedrijfspand van Teleacces. Door de brand is aanzienlijke schade ontstaan aan het gebouw en de inventaris/goederen. Teleacces heeft de schade direct gemeld bij De Goudse en aanspraak gemaakt op dekking.
2.18.
Bij brief van 26 januari 2018 heeft De Goudse aan Teleacces bericht dat zij niet tot dekking zal overgaan en dat zij de (persoons)gegevens van [eisende partij sub 2] in haar Incidentenregister en in het Extern Verwijzingsregister van Stichting CIS zal opnemen. De Goudse schrijft in haar brief – voor zover van belang – het volgende:
Schadeverleden
Uit nader onderzoek dat wij na de schade hebben ingesteld, is naar voren gekomen dat er 10 schademeldingen zijn geweest die liggen vóór de datum van de aangevraagde verzekeringen bij De Goudse. Hieruit concluderen wij dat de heer [eisende partij sub 2] , bij het aanvragen van zijn Compleet Verzekerd Mijn-Bedrijf verzekeringspakket op naam van Groothandel Teleacces B.V. (aanvragen 3 en 4 mei 2017) bewust zijn schadeverleden heeft verzwegen. Door het verzwijgen van dit schadeverleden spiegelde de aanvrager [eisende partij sub 2] de acceptatie afdeling van De Goudse een ‘blanco’ schadeverleden voor, waardoor De Goudse werd misleid en bewogen tot het aangaan van het Compleet Verzekerd Mijn-Bedrijf verzekeringspakket op naam van Groothandel Teleacces B.V.
Bovendien is ons intussen gebleken dat het in Duitsland opgelegde rijverbod voor een veel zwaarder verkeersdelict moet staan dan verzekerde ons heeft voorgespiegeld. Wij kunnen niet anders concluderen dan dat verzekerde hier bewust een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven. (…).
Indien dit schadeverleden door aanvrager [eisende partij sub 2] bij het aanvragen van zijn verzekeringen naar waarheid en volledig zou zijn opgegeven, dan zou De Goudse geen verzekeringen met de heer [eisende partij sub 2] hebben gesloten. De optelsom van strafrechtelijk verleden – dat overigens ernstiger is dan ons is voorgehouden – en schadeverleden zou tot weigering van de aangevraagde verzekeringen hebben geleid.
Wat betekent dit?
Doordat verzekerde het aanvraagformulier onjuist heeft ingevuld, is niet voldaan aan de mededelingsplicht (verzwijging). Op grond hiervan is geen uitkering verschuldigd. Wij gaan ervan uit dat de aanvraag bewust onjuist is ingevuld om ons te misleiden en te bewegen om een verzekering af te sluiten die wij bij kennis van de ware stand van zaken niet zouden hebben afgesloten.”
2.19.
Teleacces heeft De Goudse niet tot andere gedachten kunnen brengen. In verband met de dekkingsweigering is de hoogte van de schade van Teleacces niet definitief vastgesteld.
2.20.
[de VOF] heeft Teleacces per e-mail van 20 februari 2018 bericht dat uit haar administratie niet kan worden achterhaald of de e-mail van [eisende partij sub 2] van 5 mei 2017 (zie 2.14) is doorgestuurd naar De Goudse.
2.21.
Bij brief van 27 maart 2018 heeft Teleacces [de VOF] aansprakelijk gesteld voor de schade die zij lijdt, doordat De Goudse heeft geweigerd om dekking te verlenen onder de verzekeringsovereenkomst. Teleacces heeft haar schade zelf begroot op circa € 1.800.000.

3.Het geschil

3.1.
Teleacces c.s. vorderen dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. voor recht verklaart dat De Goudse op grond van de inventaris-/goederenverzekering gehouden is tot uitkering van de schade voortvloeiend uit het schadeveroorzakende voorval van 21 juli 2017;
II. De Goudse veroordeelt om uit hoofde van de onder I. genoemde verzekeringspolis ten titel van voorschot op de schade-uitkering aan Teleacces te betalen een bedrag van € 1.000.000, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 januari 2018, alsmede De Goudse te veroordelen om uiterlijk 14 dagen na betekening van dit vonnis de schaderegeling met benoeming van een door Teleacces aan te wijzen contra-expert af te ronden en de daaruit voortvloeiende schadevergoeding aan Teleacces uit te keren, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000 voor elke dag of deel daarvan dat De Goudse niet aan het gevorderde voldoet;
III. De Goudse veroordeelt om uiterlijk 5 dagen na betekening van dit vonnis de registratie van de gegevens van [eisende partij sub 2] in het interne en het externe verwijzingsregister ongedaan te maken, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000 voor elke dag of deel daarvan dat De Goudse niet aan het gevorderde voldoet;
IV. De Goudse veroordeelt om uiterlijk 5 dagen na betekening van dit vonnis met terugwerkende kracht de beëindiging van de verzekeringspolissen ongedaan te maken en de verzekeringen per 26 januari 2018 voort te zetten, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000 voor elke dag of deel daarvan dat de Goudse niet aan het gevorderde voldoet;
V. De Goudse veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 33.357,25 en subsidiair tot betaling van een bedrag van € 6.775 conform artikel 6:96 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek (BW), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 januari 2018;
VI. De Goudse veroordeelt in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente;
Subsidiair(voor het geval De Goudse niet gehouden is tot uitkering van schade):
I. voor recht verklaart dat [de VOF] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens Teleacces en/of onrechtmatig heeft gehandeld, alsmede dat [de VOF] niet heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht en dat [de VOF] uit dien hoofde aansprakelijk is voor de door Teleacces geleden schade;
II. [de VOF c.s.] hoofdelijk veroordeelt om aan Teleacces te betalen bij wijze van voorschot op de schadevergoeding een bedrag van € 1.000.000, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 januari 2018, althans vanaf de dag dat [de VOF] in verzuim is (10 april 2018), en voor het overige de schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
III. [de VOF c.s.] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 33.357,25 en subsidiair tot betaling van een bedrag van € 6.775 conform artikel 6:96 lid 5 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat [de VOF] in verzuim is (10 april 2018);
IV. [gedaagde sub 3] hoofdelijk veroordeelt in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De Goudse en [de VOF c.s.] voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Nu de door Teleacces ingestelde vorderingen zich primair richten tegen De Goudse, zal de rechtbank eerst die vorderingen bespreken.
De vorderingen tegen De Goudse
4.2.
Partijen strijden over de vraag of De Goudse gehouden is dekking te verlenen voor de brandschade. Daarbij is het volgende relevant.
Schending van de mededelingsplicht?
4.3.
Op grond van artikel 7:928 lid 1 BW is de verzekeringnemer verplicht vóór het sluiten van een verzekeringsovereenkomst aan de verzekeraar alle feiten mee te delen die hij kent of behoort te kennen en waarvan de verzekeringsnemer weet of behoort te begrijpen dat daarvan de beslissing van de verzekeraar afhangt of kan afhangen of, en zo ja, op welke voorwaarden, hij de verzekering zal willen sluiten. Daarbij is van belang dat artikel 7:930 lid 5 BW bepaalt dat de verzekeraar geen uitkering verschuldigd is aan de verzekeringnemer die heeft gehandeld met het opzet de verzekeraar te misleiden. Op grond van artikel 7:930 lid 4 BW hoeft de verzekeraar ook niet uit te keren, als hij bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering zou hebben gesloten.
4.4.
De Goudse beroept zich erop dat zij geen uitkering verschuldigd is, omdat Teleacces bij de aanvraag van de verzekeringen haar mededelingsplicht heeft geschonden met het opzet om De Goudse te misleiden. Subsidiair stelt zij zich op het standpunt dat zij bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekeringsovereenkomst zou hebben gesloten. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rusten op De Goudse de stelplicht en zo nodig de bewijslast van de feiten die tot het oordeel kunnen leiden dat Teleacces niet aan de mededelingsplicht heeft voldaan.
4.5.
De Goudse stelt dat Teleacces de volgende feiten heeft verzwegen bij de aanvraag van de verzekeringen:
het rijverbod in Duitsland gold ten tijde van het aanvragen van de autoverzekering;
op 13 maart 2017 zijn vijf telefoons van [eisende partij sub 2] in beslag genomen door de politie;
verzekeraar [X] heeft in 2011 een premieverhoging opgelegd vanwege een schuldschade, waardoor de korting terugviel van 60% naar 30%;
in april 2015 is een door [eisende partij sub 2] aangevraagde autoverzekering geweigerd op basis van zijn schadeverleden;
[eisende partij sub 2] heeft in de periode tussen november 2012 en oktober 2015 zeven autoschades geclaimd;
omstreeks oktober 2015 heeft [eisende partij sub 2] zijn rechtsbijstandsverzekering ingeschakeld;
op 22 maart 2017 heeft de door [eisende partij sub 2] gedreven onderneming Telecombinatie Deventer IJssel B.V. een beroep op de rechtsbijstandverzekering gedaan in verband met de inbeslagname van de telefoons;
[eisende partij sub 2] heeft in de periode tussen augustus 2012 en januari 2014 vier schades geclaimd onder zijn inboedelverzekering.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.6.
ad a.: het rijverbod
Volgens informatie van het Kraftfahrt-Bundesamt van 23 april 2018, heeft [eisende partij sub 2] op 15 mei 2015 een snelheidsovertreding begaan op de A3 ter hoogte van Ratingen, Duitsland. Op een plaats waar de maximale toegestane snelheid 100 km/u was, heeft [eisende partij sub 2] (na correctie) 157 km/u gereden. In verband met deze overtreding is [eisende partij sub 2] een geldboete opgelegd van € 240 en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een maand. [eisende partij sub 2] is op 13 april 2015 in kennis gesteld van de opgelegde maatregelen. Daarnaast is [eisende partij sub 2] volgens de informatie van het Kraftfahrt-Bundesamt op 28 april 2017 bericht dat het rijverbod vanaf dat moment tot en met 22 mei 2017 zou duren.
Bij de aanvraag van de bedrijfsautoverzekering en in zijn e-mail van 3 mei 2017, heeft [eisende partij sub 2] aan De Goudse meegedeeld dat hij in verband met een snelheidsovertreding in Duitsland in 2015 een rijontzegging heeft gekregen voor de duur van zes maanden, maar dat deze maatregel allang was verlopen (zie 2.7 en 2.9).
4.7.
In het aanvraagformulier wordt de vraag gesteld of aan de aanvrager ooit de rijbevoegdheid is ontzegd. Dat betekent dat Teleacces deze vraag (en de bijbehorende toelichting) naar waarheid had moeten invullen. Teleacces heeft zich weliswaar op het standpunt gesteld dat [eisende partij sub 2] ten tijde van de aanvraag van de verzekering in de veronderstelling was dat het rijverbod al in 2015 was ingegaan, maar zij heeft deze stelling – die De Goudse gemotiveerd heeft betwist – op geen enkele manier onderbouwd. De Goudse heeft erop gewezen dat uit de informatie van het Kraftfahrt-Bundesamt blijkt dat [eisende partij sub 2] op 28 april 2017 bericht heeft ontvangen dat de schorsing van zijn rijbevoegdheid op dat moment inging, en dat het niet voor de hand ligt dat [eisende partij sub 2] (als middellijk bestuurder van Teleacces) dat tijdens de verzekeringsaanvraag op 4 mei 2017 alweer vergeten was. Teleacces heeft na deze gemotiveerde stellingname volstaan met het algemene standpunt “dat zij het niet wist”, zonder dat zij – bijvoorbeeld – heeft onderbouwd dat de brief niet aan [eisende partij sub 2] is gestuurd of dat hij deze niet heeft ontvangen. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat Teleacces ten tijde van de aanvraag van de bedrijfsautoverzekering wist dat de rijbevoegdheid van [eisende partij sub 2] op dat moment in Duitsland was geschorst. Dit betekent ook dat Teleacces deze informatie ten onrechte niet met De Goudse heeft gedeeld.
4.8.
ad b: inbeslagname telefoons
De rechtbank is met Teleacces van oordeel dat aan Teleacces niet kan worden tegengeworpen dat zij niet aan De Goudse heeft bericht dat er in maart 2017 vijf telefoons van [eisende partij sub 2] in beslag zijn genomen. In de vragenlijst wordt gevraagd of de aanvrager “in aanraking is geweest met politie of justitie, bijvoorbeeld als verdachte van een strafbaar feit”. Niet ter discussie staat dat [eisende partij sub 2] alleen derde-beslagene is geweest in een lopende strafzaak van een derde. Zelf is [eisende partij sub 2] nooit als verdachte aangemerkt. Als De Goudse ook dit soort informatie van haar aspirant-verzekerden wil weten, dan moet zij dit voldoende duidelijk tot uitdrukking brengen in haar vragenlijst. Dit heeft zij niet gedaan. Nu in het vragenformulier niet duidelijk staat dat De Goudse ook wil weten of de aanvrager “zijdelings” met politie of justitie contact heeft gehad, namelijk als getuige of anderszins in een strafonderzoek naar een derde, kan De Goudse Teleacces niet verwijten dat zij de inbeslagname van de telefoons niet op het vragenformulier heeft gemeld.
4.9.
ad c: premieverhoging
Tussen partijen staat niet ter discussie dat Teleacces deze informatie met De Goudse had moeten delen. Voor zover Teleacces zich op het standpunt heeft willen stellen dat zij [de VOF] in haar mail van 5 mei 2017 (zie 2.14) heeft gemeld dat aan [eisende partij sub 2] ooit een premieverhoging was opgelegd en dat zij die informatie niet heeft verzwegen, baat dat Teleacces niet. Vast staat immers dat [de VOF] heeft nagelaten die informatie aan De Goudse door te sturen, zodat De Goudse daarmee niet bekend is geraakt. In haar verhouding met De Goudse komen handelingen van haar tussenpersoon voor rekening van Teleacces, zodat De Goudse Teleacces kan tegenwerpen dat zij de informatie over de premieverhoging niet heeft gemeld.
ad d: weigering aanvraag autoverzekering
4.10.
Tussen partijen is niet in geschil dat Fortuna Services B.V., de toenmalige tussenpersoon van [eisende partij sub 2] (hierna: Fortuna), in april 2015 een motorrijtuigenverzekering heeft aangevraagd voor de personenauto van [eisende partij sub 2] , maar dat deze aanvraag is geweigerd in verband met het schadeverleden van [eisende partij sub 2] .
4.11.
Teleacces heeft niet betwist dat deze informatie voor De Goudse van belang was, maar heeft zich op het standpunt gesteld dat zij van deze weigering niet op de hoogte was. De Goudse heeft vervolgens gemotiveerd betoogd dat de verzekeraar een bericht van de weigering heeft gestuurd aan Fortuna, en dat bij die brief een kopie was gevoegd voor [eisende partij sub 2] . Teleacces heeft niettemin nagelaten haar stelling dat Fortuna haar niets heeft verteld te onderbouwen, bijvoorbeeld met een verklaring van deze tussenpersoon. Dit betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat Teleacces ervan op de hoogte was dat er in april 2015 een verzekeringsaanvraag van [eisende partij sub 2] was afgewezen in verband met diens schadeverleden, en dat zij heeft nagelaten deze informatie met De Goudse te delen.
ad e, f, g en h: het schadeverleden van [eisende partij sub 2]
4.12.
Vast staat dat Teleacces bij de aanvraag van de verzekeringen geen opgave heeft gedaan van het schadeverleden van [eisende partij sub 2] . Partijen twisten echter over de vraag of Teleacces hiertoe gehouden was.
4.13.
Naar het oordeel van de rechtbank had Teleacces bij de aanvraag van de bedrijfsautoverzekering melding moeten maken van het aantal claims onder de particuliere autoverzekering van [eisende partij sub 2] . Vast staat immers dat het gaat om eenzelfde soort verzekering, zodat De Goudse gericht heeft gevraagd opgave te doen van het schadeverleden van [eisende partij sub 2] met betrekking tot zijn autoverzekering. Teleacces heeft weliswaar terecht aangevoerd dat het ging om kleine schades en dat een deel daarvan mogelijk op derden verhaald kon worden, maar deze stelling leidt niet tot een ander oordeel. Wanneer een verzekeraar in haar vragenlijst vraagt om bepaalde informatie, is het niet aan de aspirant verzekeringnemer om zelf te bepalen welke informatie wel, en welke niet relevant is voor de verzekeraar.
4.14.
Bij de aanvraag van de overige verzekeringen had Teleacces naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval één beroep op de rechtsbijstandsverzekering van [eisende partij sub 2] moeten melden, en ook de geclaimde schades onder de inboedelverzekering van [eisende partij sub 2] .
Voor zover Teleacces zich op het standpunt heeft gesteld dat de aanvraag betrekking had op zakelijke verzekeringen voor Teleacces en dat schades van [eisende partij sub 2] dus niet hoefden te worden opgegeven, slaagt dat verweer niet. Gevraagd werd immers naar het schadeverleden van Teleacces of iemand anders die belang heeft bij de verzekering(en), dus daarmee werd duidelijk dat ook werd gevraagd naar het schadeverleden van [eisende partij sub 2] . Daarbij komt dat de aanvraag van 4 mei 2017 onder andere betrekking had op een rechtsbijstandsverzekering, zodat in ieder geval de claim van [eisende partij sub 2] op zijn particuliere rechtsbijstandsverzekering moest worden gemeld. Dat geldt ook voor de claims van [eisende partij sub 2] onder zijn inboedelverzekering. De inboedelverzekering is immers het particuliere equivalent van de inventaris-/goederenverzekering die werd aangevraagd. Voor zover Teleacces dat al niet zelf hoefde te begrijpen, zal die kennis in ieder geval aanwezig zijn geweest bij haar tussenpersoon. Anders dan De Goudse heeft gesteld, hoefde naar het oordeel van de rechtbank het beroep van Telecombinatie Deventer IJssel B.V. op haar rechtsbijstandsverzekering niet te worden gemeld, nu dat een andere rechtspersoon betreft, die toevalligerwijs ook door [eisende partij sub 2] wordt gedreven.
4.15.
Voor zover Teleacces nog heeft betoogd dat De Goudse zich er niet met succes op kan beroepen dat Teleacces het schadeverleden van [eisende partij sub 2] niet met De Goudse heeft gedeeld, omdat De Goudse die informatie zelf had kunnen achterhalen door middel van een check in de CIS-databank, gaat de rechtbank daaraan voorbij. Op grond van artikel 7:928 lid 4 BW kan Teleacces zich er niet op beroepen dat De Goudse bekend had kunnen zijn met het schadeverleden van [eisende partij sub 2] , nu Teleacces zelf de daarop gerichte vraag in het aanvraagformulier onjuist heeft beantwoord. De vraag of De Goudse al dan niet de mogelijkheid had of de gewoonte heeft om aanvragen te toetsen aan het CIS-register, kan om die reden onbeantwoord blijven.
4.16.
Uit het voorgaande volgt dat Teleacces bij de aanvraag van de verzekeringen ten onrechte geen melding heeft gemaakt van:
  • a) de schorsing van de rijbevoegdheid van [eisende partij sub 2] ten tijde van de aanvraag van de verzekering;
  • b) de premieverhoging van de autoverzekering;
  • c) de weigering van de aanvraag van de autoverzekering;
  • d) het schadeverleden van [eisende partij sub 2] met betrekking tot de autoverzekering (zeven claims), rechtsbijstandsverzekering (één claim) en inboedelverzekering (vier claims).
4.17.
De volgende vraag die moet worden beantwoord is of De Goudse – gelet op de verzwijging door Teleacces – tot uitkering van de brandschade gehouden is. De Goudse stelt dat dat niet het geval is, omdat Teleacces heeft gehandeld met de opzet haar te misleiden (artikel 7:928 lid 5 BW), dan wel omdat zij bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering zou hebben gesloten (artikel 7:928 lid 4 BW).
Opzet tot misleiding?
4.18.
Onder opzet tot misleiding in de zin van artikel 7:930 lid 5 BW moet, mede gelet op de samenhang tussen de artikelen 7:928 BW en 7:930 BW, worden verstaan dat de verzekeringnemer, met de bedoeling de verzekeraar een verzekeringsovereenkomst met hem te laten sluiten die de verzekeraar normaal niet zou hebben gesloten, althans niet onder dezelfde voorwaarden, hem bekende feiten of omstandigheden niet aan de verzekeraar heeft medegedeeld, terwijl hij wist of zou moeten begrijpen dat die feiten en omstandigheden voor de verzekeraar van belang of doorslaggevend zijn bij de beslissing of zij, en zo ja onder welke voorwaarden, een verzekeringsaanvraag accepteert (HR 25 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:507).
4.19.
Gelet op het bepaalde in artikel 7:930 lid 5 BW rusten op De Goudse de stelplicht en zo nodig de bewijslast van feiten die tot het oordeel kunnen leiden dat Teleacces heeft gehandeld met het opzet haar te misleiden. De Goudse heeft daartoe gesteld dat Teleacces op de hoogte was van de schorsing van de rijbevoegdheid van [eisende partij sub 2] , van de premieverhoging, van het feit dat [eisende partij sub 2] eerder een verzekering was geweigerd en van het schadeverleden van [eisende partij sub 2] . Omdat Teleacces deze informatie niettemin niet heeft gedeeld, kan het niet anders dan dat Teleacces het opzet had om De Goudse te misleiden, zo betoogt De Goudse.
4.20.
De rechtbank is van oordeel dat uit hetgeen hiervoor onder 4.6 tot en met 4.14 is overwogen, volgt dat Teleacces ten tijde van de verzekeringsaanvraag wist dat de rijbevoegdheid van [eisende partij sub 2] in Duitsland op dat moment was geschorst en dat in het verleden een verzekeringsaanvraag van [eisende partij sub 2] was afgewezen. Daarnaast staat niet ter discussie dat Teleacces op de hoogte was van het schadeverleden van [eisende partij sub 2] en van het feit dat aan [eisende partij sub 2] eerder een premieverhoging was opgelegd.
4.21.
Doordat De Goudse in de vragenlijst in het aanvraagformulier expliciet heeft gevraagd of [eisende partij sub 2] de rijbevoegdheid ooit was ontzegd, of een verzekeraar Teleacces of iemand anders die belang heeft bij de verzekeringen ooit een verzekering had geweigerd of opgezegd, of een verzekeraar ooit een premieverhoging had opgelegd en of Teleacces of iemand anders die belang heeft bij de verzekeringen in de afgelopen vijf jaar drie of meer schades had geclaimd, en nu die vragen niet voor meer dan één uitleg vatbaar waren, had Teleacces moeten begrijpen dat deze informatie voor De Goudse van belang was voor haar beslissing of zij de verzekering zou sluiten en, zo ja, op welke voorwaarden (vgl. HR 15 mei 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2653). Het betoog van Teleacces dat De Goudse bij een juiste beantwoording van de vragen de verzekering niet zou hebben geweigerd (hetgeen De Goudse overigens gemotiveerd heeft betwist), kan daaraan niet afdoen. Ook als juist zou zijn dat De Goudse alleen een hogere premie zou hebben bedongen, heeft Teleacces door de vragen niet, dan wel onjuist te beantwoorden immers bewerkstelligd dat De Goudse een verzekeringsovereenkomst sloot tegen een lagere premie dan anders het geval zou zijn geweest.
4.22.
Nu Teleacces op de hoogte was van voor De Goudse relevante informatie en daarop gerichte vragen in het aanvraagformulier dus bewust onjuist heeft beantwoord, is de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat Teleacces heeft gehandeld met het opzet om De Goudse te misleiden. Dit geldt in ieder geval voor wat betreft de schorsing van de rijbevoegdheid van [eisende partij sub 2] en de weigering van de verzekeringsaanvraag. Aangenomen moet worden dat Teleacces van die omstandigheden op de hoogte was, maar ze niettemin niet met De Goudse heeft gedeeld, en ook niet met haar eigen tussenpersoon. Dit brengt mee dat De Goudse in beginsel op grond van artikel 7:930 lid 5 BW niet gehouden is tot uitkering van de brandschade over te gaan. De vraag wat de relevantie is van het feit dat Teleacces de premieverhoging en de schademeldingen van [eisende partij sub 2] wel aan [A] heeft gemeld, maar dat [A] deze informatie niet met De Goudse heeft gedeeld, kan dan ook onbeantwoord blijven.
Schending tweemaandentermijn van artikel 7:929 lid 1 BW?
4.23.
Teleacces stelt dat De Goudse zich hoe dan ook niet op de rechtsgevolgen van haar opzettelijke misleiding kan beroepen in verband met schending van de termijn van twee maanden zoals genoemd in artikel 7:929 lid 1 BW.
4.24.
Artikel 7:929 lid 1 BW bepaalt dat de verzekeraar die ontdekt dat aan de mededelingsplicht niet is voldaan, de gevolgen daarvan slechts kan inroepen als hij de verzekeringnemer binnen twee maanden na de ontdekking op de niet-nakoming wijst onder vermelding van de mogelijke gevolgen. De in artikel 7:929 lid 1 BW genoemde termijn is een wettelijke vervaltermijn, die niet door de verzekeraar kan worden gestuit. Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat voor het begrip “ontdekking” in de zin van artikel 7:929 lid 1 BW een enkel vermoeden van schending van de mededelingsplicht niet voldoende is. Vereist is dat de verzekeraar een voldoende mate van zekerheid heeft (Nota van Invoering, Kamerstukken I, 2005/2006, 30 137, C, p. 6).
4.25.
Volgens De Goudse constateerde zij op 24 november 2017 dat er ten aanzien van de schadeafwikkeling diverse onduidelijkheden en aanvullende vragen waren, hetgeen per e-mail van 24 november 2017 aan Teleacces kenbaar is gemaakt. Kort daarna, op 30 november 2017, kwam De Goudse tot de ontdekking dat Teleacces mogelijk haar mededelingsplicht had geschonden toen door raadpleging van de CIS-databank bleek dat [eisende partij sub 2] in het verleden tien schademeldingen had gedaan. Op 26 januari 2018 waren nog geen twee maanden verstreken, zodat die brief binnen de wettelijke termijn is verzonden. Met betrekking tot de overige feiten die Teleacces zou hebben verzwegen en die aan het licht kwamen tijdens het onderzoek naar aanleiding van mogelijke schending van de mededelingsplicht, is Teleacces ook steeds binnen twee maanden na ontdekking aangeschreven, aldus nog steeds De Goudse. De Goudse heeft op 21 februari 2018 ontdekt dat Teleacces had verzuimd om te melden dat de politie in 2017 vier telefoons in beslag had genomen en dat hem in het verleden een premieverhoging was opgelegd. Zij heeft in dat kader direct vragen gesteld aan de advocaat van Teleacces. Lopende dat onderzoek heeft De Goudse op en kort na 30 april 2018 en 4 mei 2018 ontdekt dat het rijverbod van [eisende partij sub 2] gold ten tijde van de aanvraag van de verzekeringen, dat er in het verleden een aanvraag voor een autoverzekering was geweigerd en dat het rijbewijs van [eisende partij sub 2] ongeldig was. Ten aanzien van die ontdekkingen, zo stelt De Goudse, heeft zij tijdig een definitief standpunt ingenomen bij brief van 25 juni 2018.
4.26.
In het kader van die gemotiveerde en gedetailleerde stellingname over wanneer De Goudse achter welke feiten is gekomen, is het algemene verweer van Teleacces dat De Goudse eerder beschikte over relevante informatie, onvoldoende onderbouwd. Ook het standpunt van Teleacces dat de aanvraag van de bedrijfsautoverzekering een zogenoemde “FISH-hit” heeft opgeleverd en dat De Goudse dus al bij de aanvraag van de verzekering op de hoogte was van het schadeverleden van [eisende partij sub 2] , is in dit verband onvoldoende. De Goudse heeft gemotiveerd gesteld dat zij ten tijde van de verzekeringsaanvraag geen zicht had op het volledige schadeverleden van [eisende partij sub 2] , en dat zij hiermee pas bekend raakte toen haar afdeling Speciale Zaken na de brand nader onderzoek deed in verband met andere onvolkomenheden. De enkele – niet nader gemotiveerde – betwisting door Teleacces van dit standpunt is onvoldoende.
4.27.
Dit betekent dat De Goudse Teleacces tijdig heeft gewezen op de mogelijke gevolgen van de door haar ontdekte verzwijging en dat zij niet tot dekking hoeft over te gaan. De vorderingen als genoemd in 3.1. onder I en II zullen worden afgewezen.
Registratie Incidentenregister en Extern Verwijzingsregister
4.28.
Opname in het Incidentenregister vindt plaats krachtens het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem financiële instellingen (PIFI). Vereist is dat er sprake is van een incident, waaronder volgens het PIFI wordt verstaan: een gebeurtenis die als gevolg heeft, zou kunnen hebben of heeft gehad dat de belangen, integriteit of veiligheid van de cliënten of de medewerkers van een Financiële instelling zelf of de financiële sector als geheel in het geding zijn of kunnen zijn, zoals het falsificeren van nota’s, identiteitsfraude, skimming, verduistering in dienstbetrekking, phishing en opzettelijke misleiding.
4.29.
Het Extern Verwijzingsregister is gekoppeld aan het Incidentenregister. Opname van (persoons)gegevens in het Extern Verwijzingsregister kan verstrekkende gevolgen hebben voor de betrokkenen, omdat het register toegankelijk is voor alle deelnemers aan het PIFI. Om die reden worden strenge eisen gesteld aan het daarin registreren van gegevens. De eisen die het PIFI stelt zijn opgenomen in artikel 5.2.1 PIFI en luiden – voor zover van belang - als volgt:
“a) De gedraging(en) van de (rechts)persoon vormden, vormen of kunnen een bedreiging vormen voor (I) de (financiële) belangen van cliënten en/of medewerkers van een Financiële instelling, alsmede de (Organisatie van de) Financiële instelling(en) zelf of (II) de continuïteit en/of integriteit van de financiële sector.
b) In voldoende mate staat vast dat de betreffende (rechts)persoon betrokken is bij de onder a bedoelde gedraging(en).
c) Het proportionaliteitsbeginsel wordt in acht genomen. Dit houdt in dat Veiligheidszaken vaststelt, dat het belang van opname in het Externe Verwijzingsregister prevaleert boven de mogelijke nadelige gevolgen voor de Betrokkene als gevolg van opname van zijn Persoonsgegevens in het Extern Verwijzingsregister.”
4.30.
De rechtbank is van oordeel dat in het licht van het vorenstaande – de vaststelling dat Teleacces De Goudse opzettelijk heeft misleid – vast staat dat er sprake is van een incident, zodat registratie in het Incidentenregister terecht heeft plaatsgevonden. Nu er sprake is van opzet, is ook aan het bijkomend vereiste voor opname in het Extern Verwijzingsregister voldaan, zodat de rechtbank moet beoordelen of registratie van de (persoons)gegevens van Teleacces c.s. ook de proportionaliteitstoets doorstaat.
4.31.
De rechtbank is van oordeel dat dat het geval is. Vast staat dat Teleacces c.s. bij de aanvraag van de verzekeringen informatie heeft achtergehouden die niet alleen voor De Goudse, maar voor een verzekeraar in het algemeen, van groot belang is bij de afweging om een verzekeringsovereenkomst met een aspirant-verzekerde aan te gaan. Een dergelijke handelswijze tast de kern van het verzekeringswezen aan, dat gebaseerd is op vertrouwen en ervoor zorgt dat een ieder die te goeder trouw is zich kan verzekeren tegen risico’s die hij niet kan of wil lopen. Hieruit volgt dat ook de registratie in het Extern Verwijzingsregister terecht heeft plaatsgevonden.
Beëindiging van de verzekeringen
4.32.
Teleacces vordert nog dat De Goudse wordt veroordeeld met terugwerkende kracht de beëindiging van de verzekeringspolissen bij brief van 26 januari 2018 ongedaan te maken en de verzekeringen per 26 januari 2018 voort te zetten.
4.33.
Artikel 7:929 lid 2 BW bepaalt dat de verzekeraar die bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering zou hebben gesloten, de overeenkomst binnen twee maanden na ontdekking met directe ingang kan opzeggen. Nu is komen vast te staan dat Teleacces bij de verzekeringsaanvraag opzettelijk relevante informatie voor De Goudse heeft achtergehouden in de zin van artikel 7:930 lid 5 BW, mocht De Goudse de verzekeringen bij brief van 26 januari 2018 opzeggen.
Buitengerechtelijke kosten
4.34.
Nu de vorderingen van Teleacces c.s. tegen De Goudse worden afgewezen, bestaat evenmin aanleiding voor toewijzing van de door Teleacces c.s. gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten.
Proceskosten
4.35.
Teleacces c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van De Goudse worden tot dusver begroot op € 4.030 aan griffierecht en € 7.747,50 aan salaris advocaat (2,5 punten x € 3.099 per punt), in totaal dus € 11.777,50. De door De Goudse gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen op de wijze als in het dictum bepaald.
4.36.
Voor veroordeling van Teleacces c.s. in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237). De rechtbank zal de nakosten begroten conform het daarop toepasselijke liquidatietarief.
De vorderingen tegen [de VOF]
4.37.
Nu de voorwaarde waaronder de vordering tegen [de VOF c.s.] is ingesteld is vervuld (de rechtbank is namelijk van oordeel dat De Goudse niet is gehouden tot uitkering van de schade), zal de rechtbank de vordering van Teleacces c.s. tegen [de VOF c.s.] beoordelen.
Beroepsfout?
4.38.
Volgens Teleacces c.s. heeft [de VOF] niet gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam beroepsgenoot verwacht mag worden, omdat zij:
heeft nagelaten de e-mail van [eisende partij sub 2] van 5 mei 2017, waarin aanvullende informatie stond in het kader van de aanvraag van de verzekeringen (zie 2.14), door te sturen naar De Goudse; en
heeft nagelaten actief informatie op te vragen bij Teleacces, die van belang was voor de verzekeringsaanvraag.
4.39.
Bij de beoordeling van de stellingen van partijen stelt de rechtbank het volgende voorop.
4.40.
Als assurantietussenpersoon moet [de VOF] , op grond van artikel 7:401 BW, bij haar werkzaamheden de zorg betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend tussenpersoon mag worden verwacht. De reikwijdte van deze zorgplicht is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, met name van de aard en inhoud van de opdracht en de belangen van de cliënt (voor zover deze kenbaar zijn voor de tussenpersoon). De tussenpersoon moet zich actief en onderzoekend opstellen richting zijn cliënt en moet waken voor de belangen van de verzekeringsnemer bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen. Tot die taak behoort in beginsel ook dat de tussenpersoon de verzekeringnemer tijdig opmerkzaam maakt op de gevolgen die hem bekend geworden feiten kunnen hebben voor de dekking van de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen.
4.41.
Teleacces verwijt [de VOF] allereerst dat zij de aanvraagformulieren naar eigen goedvinden en zonder ruggespraak met Teleacces heeft ingevuld en heeft ingestuurd naar De Goudse en dat zij bij Teleacces onvoldoende heeft doorgevraagd naar relevante informatie. Dit verwijt slaagt niet. Uit de door [de VOF] overgelegde gespreksverslagen (die door of namens Teleacces voor akkoord zijn ondertekend) blijkt duidelijk dat zij voorafgaand aan de verzekeringsaanvragen uitvoerig overleg heeft gevoerd met Teleacces. Uit die verslagen blijkt ook dat [gedaagde sub 3] de zogenoemde slotvragen uit de aanvraagformulieren aan Teleacces heeft gesteld, en dat daarop alleen is geantwoord dat [eisende partij sub 2] in het verleden een rijontzegging in Duitsland had gekregen en dat hij een nachtje in de cel had doorgebracht na een opstootje in een café. Die informatie heeft [de VOF] vervolgens gemeld in het aanvraagformulier van de bedrijfsautoverzekering.
4.42.
Voor zover Teleacces [de VOF] heeft willen verwijten dat zij op de hoogte was van het schadeverleden van [eisende partij sub 2] , maar deze informatie niet met De Goudse heeft gedeeld, gaat de rechtbank daaraan voorbij. Gelet op de gemotiveerde stellingname van [de VOF] ter zitting over de manier waarop zij de vragenlijst met [eisende partij sub 2] heeft doorgelopen – welke stellingname wordt ondersteund door de gespreksverslagen – is de enkele mededeling namens Teleacces c.s. ter zitting dat [eisende partij sub 2] [de VOF] in de gesprekken wél heeft verteld over zijn schadeverleden onvoldoende.
4.43.
De rechtbank is echter wel van oordeel dat [de VOF] niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend tussenpersoon mocht worden verwacht, door geen actie te ondernemen naar aanleiding van de ontvangst van de e‑mail van [eisende partij sub 2] van 5 mei 2017. [de VOF] had zich ervan moeten vergewissen of de e-mail – ondanks de volgens [de VOF c.s.] verwarrende aanhef “zoals al aangegeven bij de autoverzekering” – nieuwe informatie bevatte, die relevant kon zijn voor De Goudse. Wanneer [de VOF] de e-mail voldoende aandachtig had gelezen en zou hebben vergeleken met de al bekende informatie, zou zij hebben onderkend dat [eisende partij sub 2] melding maakte van feiten en omstandigheden die nog niet aan haar en evenmin aan De Goudse bekend waren. In dat geval had [de VOF] de e‑mail op zijn minst moeten doorsturen aan De Goudse of – zo ligt meer voor de hand – eerst bij Teleacces navraag moeten doen naar de premieverhoging en de schades die zij in haar e-mail noemde. Door dit na te laten, is [de VOF] tekortgeschoten in de op haar rustende zorgplicht jegens Teleacces.
Causaal verband tekortschieten en gestelde schade?
4.44.
De volgende vraag die partijen verdeeld houdt, is of het tekortschieten van [de VOF] tot schade bij Teleacces heeft geleid.
4.45.
Teleacces c.s. heeft zich op het standpunt gesteld dat in de hypothetische situatie dat [de VOF] De Goudse wel had geïnformeerd over de inhoud van de e-mail van [eisende partij sub 2] , het zeer aannemelijk was dat in ieder geval de overige bedrijfsverzekeringen bij De Goudse onder dezelfde voorwaarden tot stand waren gekomen. Volgens Teleacces c.s. valt niet in te zien waarom kennis van de weigering van een (particuliere) autoverzekering er toe zou leiden dat de aanvraag van (in ieder geval) de overige bedrijfsverzekeringen zou zijn geweigerd. Die kennis kan niet van belang zijn voor de beoordeling van de aanvraag van de overige bedrijfsverzekeringen, aldus Teleacces. Dit geldt ook voor de overige feiten die Teleacces c.s. volgens De Goudse zou hebben verzwegen. In het geval De Goudse de verzekeringen niet had willen afsluiten, hadden de verzekeringen bij een andere verzekeraar afgesloten kunnen worden. Volgens Teleacces waren er voldoende andere verzekeraars bereid (geweest) om Teleacces tegen brandschade te verzekeren. Zover is het echter – als gevolg van de fout van [de VOF] – niet gekomen.
4.46.
Samengevat heeft [de VOF c.s.] als verweer gevoerd dat ook in de e-mail van Teleacces van 5 mei 2017 relevante informatie ontbreekt. Daarop zou iedere verzekeraar – als zij de aanvraag zou hebben goedgekeurd met kennis van de wél gemelde feiten – een beroep kunnen doen bij het afwikkelen van de brandschade. Overigens betwist [de VOF c.s.] dat een redelijk handelend verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken de overige bedrijfsverzekeringen met Teleacces zou hebben gesloten tegen voor Teleacces acceptabele voorwaarden. Het is volgens [de VOF c.s.] aan Teleacces om te stellen en, zo nodig, te bewijzen dat dit anders is.
4.47.
De rechtbank overweegt als volgt. Of sprake is van causaal verband tussen de gestelde schade en de tekortkoming van [de VOF] moet worden beoordeeld in het licht van de hypothetische situatie die zich zou hebben voorgedaan als [de VOF] de e-mail van 5 mei 2017 wél zou hebben doorgestuurd aan De Goudse. De vraag is of Teleacces in dat geval aanspraak had kunnen maken op dekking voor de brandschade.
4.48.
In de hypothetische situatie zonder zorgplichtschending zou [de VOF] de informatie in de e-mail van 5 mei 2017 aan De Goudse hebben doorgestuurd en op basis van die informatie bij [eisende partij sub 2] kritisch hebben doorgevraagd naar zijn schadeverleden. Ook de informatie die [eisende partij sub 2] dan zou hebben verstrekt zou dan aan De Goudse gemeld zijn. Nu Teleacces echter op geen enkel moment bij [de VOF] melding heeft gemaakt van het feit dat [eisende partij sub 2] een rijverbod had in Duitsland ten tijde van de aanvraag van de bedrijfsautoverzekering (zij heeft immers – in strijd met de waarheid – verklaard dat de ontzegging van de rijbevoegdheid van [eisende partij sub 2] allang was verstreken) en dat er eerder een verzekeringsaanvraag van [eisende partij sub 2] was afgewezen (zij heeft immers in haar e-mail van 5 mei 2017 alleen gemeld dat [eisende partij sub 2] ooit een premieverhoging is opgelegd), had [de VOF] deze informatie dan ook niet aan De Goudse kunnen verstrekken.
4.49.
Uit het voorgaande volgt dat, ongeacht de vraag of De Goudse of een andere verzekeraar – met kennis van de informatie uit de e-mail van [eisende partij sub 2] van 5 mei 2017 – bereid zou zijn geweest Teleacces te verzekeren, Teleacces bij de verzekeringsaanvraag opzettelijk zeer relevante informatie heeft achtergehouden met (naar de rechtbank heeft vastgesteld) het opzet de verzekeraar te misleiden. Dat betekent dat iedere verzekeraar die bereid zou zijn geweest het brandrisico te verzekeren, na de brand met succes een beroep had kunnen doen op artikel 7:930 lid 5 BW en dekking had kunnen weigeren. De rechtbank komt daarmee tot de conclusie dat ook wanneer [de VOF] niet zou zijn tekortgeschoten, de schade van Teleacces niet zou zijn verzekerd. Het tekortschieten van [de VOF] heeft dan ook niet tot de schade van Teleacces geleid.
Buitengerechtelijke kosten
4.50.
Nu de vorderingen van Teleacces tegen [de VOF] worden afgewezen, bestaat evenmin aanleiding voor toewijzing van de door Teleacces c.s. gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten.
Proceskosten
4.51.
Teleacces c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van [de VOF c.s.] worden tot dusver begroot op € 4.030 aan griffierecht en € 6.198 aan salaris advocaat (2 punten x € 3.099 per punt), in totaal dus € 10.228. De door [de VOF c.s.] over de proceskosten gevorderde rente zal worden toegewezen op de wij als in het dictum bepaald.
4.52.
Voor veroordeling van Teleacces c.s. in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237). De rechtbank zal de nakosten begroten conform het daarop toepasselijke liquidatietarief.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt Teleacces c.s. tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van De Goudse tot op heden begroot op € 11.777,50, en begroot de nakosten op € 157 in het geval dat geen betekening plaatsvindt (te verhogen met € 82 in het geval van betekening), te vermeerderen met de wettelijke rente over de proces- en nakosten met ingang van veertien dagen na betekening van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening van de proceskosten;
5.3.
veroordeelt Teleacces c.s. tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [de VOF c.s.] tot op heden begroot op € 10.228, en begroot de nakosten op € 157 in het geval dat geen betekening plaatsvindt (te verhogen met € 82 in het geval van betekening), te vermeerderen met de wettelijke rente over de proces- en nakosten met ingang van veertien dagen na betekening van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening van de proceskosten;
5.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de in 5.2. en 5.3. gegeven proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Brandt en in het openbaar uitgesproken door mr. D. Nobel, rolrechter, op 8 april 2020. [1]

Voetnoten

1.type: 2578