ECLI:NL:RBDHA:2020:3151

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2020
Publicatiedatum
7 april 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 6670
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen; zelfstandigenaftrek en erfpachtcanon

In deze zaak is in geschil of de verweerder de navorderingsaanslagen op de juiste bedragen heeft vastgesteld. Het betreft de vraag of bij het opleggen van de navorderingsaanslagen rekening is gehouden met de zelfstandigenaftrek en de erfpachtcanon, hetgeen eiseres betwist. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in haar aangifte IB/PVV 2015 de zelfstandigenaftrek heeft opgevoerd en dat verweerder bij het opleggen van de definitieve aanslag ook rekening heeft gehouden met deze aftrek. Na het bezwaar van eiseres tegen de definitieve aanslag heeft verweerder de door eiseres betaalde erfpachtcanon alsnog in aftrek toegelaten. Aangezien verweerder volledig aan de bezwaren van eiseres tegemoet is gekomen, kan het voorliggende beroep eiseres niet in een materieel gunstigere positie brengen. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft op 26 maart 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij eiseres niet is verschenen, maar verweerder vertegenwoordigd was. De rechtbank heeft overwogen dat eiseres in 2015 een onderneming in de vorm van een eenmanszaak heeft gedreven, waarbij zij tolken zocht en aanleverde voor notariaten. Eiseres heeft haar aangifte voor het jaar 2015 ingediend op 18 maart 2016, waarna verweerder voorlopige aanslagen heeft opgelegd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag, omdat deze was vastgesteld zonder rekening te houden met de betaalde erfpachtcanon. Verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, maar is wel tegemoetgekomen aan het verzoek van eiseres door de erfpachtcanon in aftrek toe te laten. Dit heeft geleid tot een herziening van het belastbaar inkomen.

De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en dat de uitspraak niet openbaar is uitgesproken vanwege de coronamaatregelen. Partijen kunnen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 19/6670

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

26 maart 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , wonende te [woonplaats] , eiseres(gemachtigde: mr. H.L. van Lookeren Campagne),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 12 september 2019 op het bezwaar van eiseres tegen de aan eiseres voor het jaar 2015 opgelegde navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en de voor 2015 opgelegde navorderingsaanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (de navorderingsaanslagen).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 maart 2020.
Eiseres is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] en [B] .

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Eiseres drijft in 2015 een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. De activiteiten bestaan uit het zoeken en aanleveren van tolken voor notariaten en het vertalen van notariële teksten.
2. Op 18 maart 2016 heeft eiseres haar aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2015 ingediend. Vervolgens heeft verweerder op 17 juni 2016 voorlopige aanslagen IB/PVV en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd. Op 25 juli 2016 heeft eiseres een aanvullende aangifte ingediend. Op 3 februari 2017 heeft verweerder de definitieve aanslagen IB/PVV en Zvw 2015 opgelegd conform de door eiseres ingediende aanvullende aangifte. Verweerder heeft de aanslag IB/PVV 2015 vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.438. Bij het vaststellen van de aanslagen is rekening gehouden met de zelfstandigenaftrek.
3. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2015, omdat deze was vastgesteld zonder rekening te houden met de betaalde erfpachtcanon. Verweerder heeft het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaarschrift aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering. Verweerder is volledig aan het verzoek tegemoetgekomen door de betaalde erfpachtcanon alsnog in aftrek toe te staan. Het belastbaar inkomen uit werk en woning heeft verweerder vervolgens vastgesteld op
€ 24.437.
4. In 2017 heeft bij eiseres een boekenonderzoek plaatsgevonden. Uit het controlerapport volgt dat eiseres bij de resultaatberekening ten onrechte een bedrag van
€ 7.914 voor diensten van derden heeft opgevoerd. In verband daarmee heeft verweerder de onderhavige navorderingsaanslagen opgelegd. Het belastbaar inkomen uit werk en woning heeft verweerder daarbij vastgesteld op € 31.243.
5. In geschil is of verweerder de navorderingsaanslagen op de juiste bedragen heeft vastgesteld. Meer in het bijzonder spitst het geschil zich toe op de vraag of verweerder bij het opleggen van de navorderingsaanslagen rekening heeft gehouden met de zelfstandigenaftrek en de erfpachtcanon, hetgeen eiseres bestrijdt.
6. De rechtbank stelt vast dat eiseres in haar aangifte IB/PVV 2015 de zelfstandigenaftrek heeft opgevoerd en dat verweerder bij het opleggen van de definitieve aanslag ook rekening heeft gehouden met de zelfstandigenaftrek. Verder heeft verweerder, na het bezwaar van eiseres tegen de definitieve aanslag, de door eiseres betaalde erfpachtcanon alsnog in aftrek toegelaten. Nu verweerder volledig aan de bezwaren van eiseres tegemoetgekomen is, kan het voorliggende beroep eiseres niet in een materieel gunstigere positie brengen. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk verklaard. Door of namens eiseres is verder niets aangevoerd dat tot een ander oordeel zou kunnen leiden.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E. Schotte, rechter, in aanwezigheid van
mr. P. Jasperse, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 26 maart 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Corona-virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.