Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Antargaz Nederland B.V.),
Rechtbank Den Haag
In deze bodemzaak, uitgesproken door de Rechtbank Den Haag op 19 februari 2020, is de eisende partij, Antargaz B.V., niet geslaagd in het leveren van het bewijs dat de bedingen H14 en H15 sub f in hun overeenkomst leiden tot een redelijke schadevergoeding bij tussentijdse opzegging van een Bulkgas & Tankovereenkomst. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis, ECLI:NL:RBDHA:2019:10958, Antargaz toegelaten tot het bewijs van feiten die de redelijkheid van deze bedingen zouden kunnen onderbouwen. Echter, Antargaz heeft geen concrete cijfers of voorbeelden gepresenteerd die de stelling ondersteunen dat deze bedingen niet onredelijk bezwarend zijn. De rechter heeft vastgesteld dat de bepalingen H14 en H15 sub f vernietigd moeten worden, omdat zij niet zijn onderhandeld en geen kernbedingen betreffen. Dit betekent dat de overeenkomst kan voortbestaan zonder deze bepalingen.
De zaak betreft ook een vordering van Antargaz in conventie tot betaling van een factuur, die door de gedaagde gedeeltelijk is betwist. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Antargaz haar vordering in conventie, die was beperkt tot € 500,00, moet afwijzen. In reconventie heeft de gedaagde een bedrag van € 42,65 gevorderd wegens onverschuldigde betaling, wat door de rechter is toegewezen. De rechter heeft Antargaz veroordeeld in de proceskosten, omdat zij ongelijk heeft gekregen in zowel conventie als reconventie.