ECLI:NL:RBDHA:2020:3135
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de termijn voor het indienen van een zienswijze in asielprocedures
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 maart 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag van eiser buiten behandeling gesteld, omdat eiser niet tijdig de gevraagde informatie had verstrekt. Eiser had op 31 januari 2020 een formulier M35-O ingediend, maar kreeg slechts een termijn van één week om aanvullende informatie te verstrekken. Eiser betoogde dat deze termijn te kort was en dat hij voldoende informatie had aangeleverd om zijn aanvraag in behandeling te nemen. De rechtbank oordeelde dat de termijn van één week niet in strijd was met de Vreemdelingenwet 2000, aangezien in het vreemdelingenrecht verschillende termijnen voor het indienen van zienswijzen bestaan. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris op goede gronden de aanvraag buiten behandeling had gesteld, omdat eiser niet had voldaan aan de informatieverplichtingen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.