ECLI:NL:RBDHA:2020:3134

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 april 2020
Publicatiedatum
7 april 2020
Zaaknummer
NL19.23966
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Koerd met Turkse nationaliteit en arrestatiebevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Koerd met de Turkse nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die stelde dat de asielaanvraag ongegrond was. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 30 januari 2020 heeft eiser zijn asielrelaas toegelicht, waarin hij aangaf dat hij in 2015 betrokken was bij een demonstratie die uit de hand liep, en dat hij sindsdien wordt gezocht door de Turkse autoriteiten vanwege zijn vermeende betrokkenheid bij de PKK. Eiser heeft een origineel arrestatiebevel overgelegd als bewijs van zijn situatie, maar de staatssecretaris heeft dit document niet op echtheid kunnen onderzoeken.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het arrestatiebevel geen waarde heeft. De rechtbank benadrukt dat bij een eerste asielaanvraag de authenticiteit van documenten niet ten nadele van de vreemdeling mag worden gebruikt. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.050,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Schaap-Huijsmans, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.23966

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Hol),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr M. Artan).

ProcesverloopBij besluit van 30 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 januari 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw [tolk] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is Koerd en heeft de Turkse nationaliteit. Hij is geboren op [geboortedatum] .
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in [datum 1] 2015 een demonstratie/bijeenkomst heeft bijgewoond die uit de hand is gelopen. Eiser is samen met zijn vriend [naam 1] onwel geworden van het traangas dat de politie heeft gebruikt. Om die reden hebben eiser en [naam 1] de nacht doorgebracht bij [naam 2] , een gemeenteraadslid. De dag na de demonstratie is eiser samen met [naam 1] en [naam 2] langs winkeliers gegaan om spullen op te halen en af te leveren aan aanhangers/sympathisanten van de PKK in de bergen. Eiser is kort daarna opgepakt en gemarteld. Na drie dagen is hij vrijgelaten. Vervolgens is er in 2016 een arrestatiebevel uitgevaardigd waarin staat dat eiser goederen heeft geleverd aan de PKK, datum delict [datum 2] 2016. In augustus 2018 heeft de Turkse gemachtigde van eiser hem ingelicht dat hij wordt gezocht en dat hij daarom zo snel mogelijk Turkije dient te verlaten. Eiser heeft met tussenkomst van anderen een paspoort geregeld en heeft vervolgens eind oktober Turkije verlaten. Hij vreest dat hij bij terugkeer zal worden opgepakt.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
a. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
b. Deelname aan de bijeenkomst [datum 1] 2015;
c. Levering goederen aan de PKK;
d. Arrestatie en vrijlating [datum 4] 2015;
e. Arrestatiebevel en lopende zaak.
Verweerder gaat uit van de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser. De verklaringen van eiser over zijn deelname bij de bijeenkomst van [datum 1] 2015, de levering van goederen aan de PKK op [datum 3] 2015, zijn arrestatie en vrijlating en het tegen hem uitgevaardigde arrestatiebevel en lopende zaak zijn niet geloofwaardig. Eiser komt niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4. Eiser voert aan hij voldoende heeft onderbouwd dat hij in Turkije wordt gezocht en dat er een zaak tegen hem loopt. Eiser heeft een origineel arrestatiebevel overgelegd, waaruit blijkt dat hij wordt gezocht wegens het verlenen van steun aan de PKK. Verweerder heeft dit document niet op echtheid kunnen onderzoeken vanwege gebrek aan referentiemateriaal. Niet is gebleken dat verweerder bij de beoordeling van de waarde van het document heeft gehandeld conform paragraaf 3.2.1.2. van de Werkinstructie 2014/10. Dit had verweerder wel moeten doen. Als moet worden uitgegaan van de echtheid van het document, moet eiser bij terugkeer naar Turkije immers vrezen voor zware sancties die in strijd zijn met het Vluchtelingenverdrag en artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Verweerder handelt in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.1 De rechtbank stelt voorop dat eiser een origineel arrestatiebevel heeft overgelegd. Indien de authenticiteit van het arrestatiebevel komt vast te staan, is het niet uit te sluiten dat eiser bij terugkeer naar Turkije te vrezen heeft voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Hierbij geldt als uitgangspunt dat het niet voor risico van eiser komt dat de authenticiteit van het arrestatiebevel niet kan worden vastgesteld wegens het ontbreken van referentiemateriaal, omdat het hier een eerste inhoudelijk beoordeelde asielaanvraag betreft (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 30 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2601).
4.2
Nog los van de vraag of verweerder voldoende heeft gemotiveerd of het asielrelaas van eiser – gelet op zijn verklaringen – ongeloofwaardig is, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom in dit geval geen waarde wordt gehecht aan het arrestatiebevel. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
4.3
In paragraaf 3.2.1.2 Werkinstructie 2014/10 staat - voor zover van belang:
Documenten
Indien de vreemdeling documenten heeft overgelegd ter staving van zijn verklaringen, dan zullen deze in beginsel (voor zover mogelijk) worden onderzocht op echtheid. (…)
Vervolgens wordt beoordeeld voor welke van de relevante elementen de documenten ter onderbouwing dienen en welke waarde aan deze documenten kan of moet worden gehecht. Daarbij dient bedacht te worden dat bij een eerste asielaanvraag als uitgangspunt geldt dat indien de authenticiteit van documenten niet kan worden vastgesteld, dit niet ten nadele van de vreemdeling gebruikt mag worden.Bij de beoordeling welke waarde aan documenten gehecht kan worden, spelen o.a. de volgende vragen een rol:• Door wie zijn de documenten afgegeven (en strookt dit met de algemene informatie hierover)?
• Hoe heeft de vreemdeling het document verkregen (en strookt dit met de algemene informatie hierover)?
• Blijkt uit algemene informatie dat dergelijke documenten wellicht op eenvoudige wijze illegaal verkregen kunnen worden?
• Is het aannemelijk dat het document betrekking heeft op de vreemdeling persoonlijk?.
4.4.
Niet is gebleken dat verweerder bij de beoordeling van de waarde van het arrestatiebevel heeft gehandeld conform deze werkinstructie. Immers, uit het bestreden besluit, noch uit de toelichting ter zitting is gebleken dat deze vragen een rol hebben gespeeld bij de beoordeling.
4.5
Dat verweerder geen waarde hecht aan het arrestatiebevel (mede) gezien het feit dat eiser tegenstrijdig, summier en bevreemdend heeft verklaard, acht de rechtbank in dit kader geen toereikende motivering. Daarbij betrekt de rechtbank dat eiser verklaringen heeft gegeven voor zijn – in de visie van verweerder – tegenstrijdige of summiere verklaringen. Dat geldt ook ten aanzien van de discrepantie in de pleegdatum genoemd in het arrestatiebevel en de datum die eiser heeft genoemd waarop het voorval heeft plaatsgevonden.
Bovendien heeft verweerder ter zitting desgevraagd verklaard dat er met betrekking tot het arrestatiebevel vragen zijn gesteld aan het team Land en Taal. Zij hebben aangegeven geen uitspraak te kunnen doen over de authenticiteit, maar dat een individueel ambtsbericht hier meer uitsluitsel over kan geven. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom hij hiertoe niet is overgegaan.
4.6
Uit de overwegingen hiervoor volgt dat verweerder het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid en ondeugdelijk heeft gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt.
5. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Wat eiser verder heeft aangevoerd behoeft gelet hierop geen bespreking. De rechtbank ziet, gezien de aard van de het vastgestelde gebrek, geen aanleiding de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand te laten of zelf in de zaken te voorzien. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Schaap-Huijsmans, griffier.
Deze uitspraak is gedaan op:
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.