In deze zaak, die op 3 april 2020 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, hebben eisers, waaronder Stichting de Vijfde Macht, een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden. De eisers vorderen een volledige lockdown in Nederland als reactie op de coronamaatregelen die door de Staat zijn getroffen. De eisers stellen dat de Staat onrechtmatig handelt door niet tijdig deugdelijk te beslissen over de te nemen maatregelen in de strijd tegen het coronavirus, en dat de huidige maatregelen onvoldoende zijn om de gezondheid van de bevolking te beschermen. De Staat voert verweer en stelt dat de genomen maatregelen zijn gebaseerd op adviezen van deskundigen, waaronder het RIVM en de WHO, en dat de gekozen strategie van maximale controle noodzakelijk is om de verspreiding van het virus te beheersen.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de vorderingen van eisers niet toewijsbaar zijn. De rechter merkt op dat de Staat in een acute crisissituatie een grote mate van beleidsvrijheid heeft en dat de civiele rechter zich terughoudend moet opstellen bij de beoordeling van het handelen van de Staat. De rechter concludeert dat de vorderingen van eisers, die gericht zijn op het ongedaan maken van het beleid van de Staat, zijn gebaseerd op onjuiste veronderstellingen. De rechter wijst de vorderingen af en veroordeelt eisers in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de complexiteit van het beleid rondom de coronamaatregelen en de rol van de rechter in crisissituaties, waarbij de afweging van belangen primair aan de uitvoerende macht is.