ECLI:NL:RBDHA:2020:2998
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van eiseres kennelijk ongegrond verklaard wegens gebrek aan bewijs en authenticiteit van documenten
Op 2 april 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiseres die een opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel had ingediend. De aanvraag werd afgewezen als kennelijk ongegrond op basis van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres, geboren in 1987, had eerder samen met haar echtgenoot asiel aangevraagd, maar was nu alleen met haar minderjarige kinderen in Nederland. Ze vreesde voor eerwraak van haar voormalige schoonfamilie in Pakistan, die haar en haar kinderen met de dood had bedreigd. Eiseres had documenten overgelegd van een rechtbank in Pakistan, maar de authenticiteit daarvan kon niet worden vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiseres over de dreigingen niet voldoende waren om aan te nemen dat zij bij terugkeer naar Pakistan een reëel risico op ernstige schade zou lopen. De rechtbank concludeerde dat verweerder de aanvraag terecht kennelijk ongegrond had verklaard en het beroep ongegrond was. De uitspraak werd gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Frieling, griffier.