ECLI:NL:RBDHA:2020:2479

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2020
Publicatiedatum
19 maart 2020
Zaaknummer
NL19.14094
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag na vrijwillig vertrek naar land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 maart 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, van Azerbeidzjaanse nationaliteit, had op 16 februari 2018 een asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 23 mei 2019 heeft de Staatssecretaris deze aanvraag afgewezen als ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar het onderzoek ter zitting is achterwege gebleven op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht.

De rechtbank overweegt dat eiser op 12 december 2019 naar Azerbeidzjan is vertrokken, zoals blijkt uit een verklaring van de International Organization for Migration (IOM). Eiser heeft in deze verklaring verklaard Nederland vrijwillig te verlaten en dat hij instemt met de beëindiging van openstaande procedures voor het verkrijgen van een verblijfstitel. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser geen procesbelang meer heeft bij het door hem ingestelde beroep, met name voor zover dit betrekking heeft op de afwijzing van de asielaanvraag.

De rechtbank heeft daarom het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van mr. I.N. Powell, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze later alsnog worden gepubliceerd op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.14094

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: 285.247.2950
(gemachtigde: mr. A. de Haan),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

ProcesverloopBij besluit van 23 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Azerbeidzjaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op
[geboortedatum] 1969. Op 16 februari 2018 heeft eiser de onderhavige asielaanvraag ingediend.
Verweerder heeft bij het bestreden besluit de aanvraag afgewezen als ongegrond, op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Ingevolge artikel 45, eerste lid, van de Vw 2000 geldt dit besluit als terugkeerbesluit. Tevens is in het bestreden besluit bepaald dat eiser Nederland binnen vier weken moet verlaten.
2. Uit de verklaring van vertrek van de International Organization for Migration (IOM)
van 17 december 2019 volgt dat eiser op 12 december 2019 is vertrokken naar Azerbeidzjan. In de vertrekverklaring verklaart eiser dat hij Nederland vrijwillig verlaat en ermee instemt dat nog openstaande procedures voor het verkrijgen van een verblijfstitel worden beëindigd.
Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State van 6 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4014, overweegt de rechtbank dat eiser
onder die omstandigheden geen procesbelang heeft bij het door hem ingestelde beroep voor zover dit ziet op de afwijzing van de asielaanvraag.
3. Het beroep van eiser, voor zover dat betrekking heeft op de afwijzing van de
asielaanvraag, dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4. In het bestreden besluit heeft verweerder aan eiser een vertrektermijn van vier
weken opgelegd. Voor zover eiser daartegen al gronden heeft gericht, wordt overwogen dat
nu eiser reeds vrijwillig is teruggekeerd naar zijn land van herkomst, hij geen belang meer
heeft bij een inhoudelijke beoordeling van die gronden.
5. Het beroep, voor zover dat betrekking heeft op het terugkeerbesluit, dient daarom
eveneens niet-ontvankelijk te worden verklaard.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. Powell, griffier.
Als gevolg van de maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op rechtspraak.nl
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.