ECLI:NL:RBDHA:2020:2468

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2020
Publicatiedatum
19 maart 2020
Zaaknummer
09-755079-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met geweld in vereniging, gepleegd door de verdachte tegen het slachtoffer

Op 19 maart 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die ervan beschuldigd werd op 3 augustus 2018 in 's-Gravenhage samen met een ander met geweld geprobeerd te hebben gouden kettingen van het slachtoffer te stelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een andere jongen, het slachtoffer bij de keel heeft gepakt in een poging om zijn kettingen te stelen. De verdachte ontkende de feiten, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer en getuigen, evenals camerabeelden, voldoende bewijs boden voor de poging tot diefstal met geweld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de diefstal van een Breitling horloge, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid daarbij.

De rechtbank legde een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op, gelijk aan de tijd die de verdachte al in voorarrest had doorgebracht, en een taakstraf van 140 uren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn agressieproblemen en de noodzaak voor begeleiding. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding voor de materiële en immateriële schade die het slachtoffer had geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/755079-18
Datum uitspraak: 19 maart 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] te [geboorteplaats]
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 maart 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. de Jonge en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. W.B.O. van Soest naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 03 augustus 2018 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een Breitling horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (meermalen) slaan/stompen tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] ;
2.
hij op of omstreeks 3 augustus 2018 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn/haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen van zijn gading en/of twee, althans een gouden ketting(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen is/zijn naar die [slachtoffer] toegelopen en/of (vervolgens) naar de ketting(en) van die [slachtoffer] heeft/hebben gegrepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door de keel van die [slachtoffer] te pakken en/of (vervolgens) (met kracht) in die keel te knijpen.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdachte wordt er - kort gezegd - van verdacht dat hij, al dan niet samen met anderen, in de vroege ochtend van 3 augustus 2018 met geweld heeft geprobeerd gouden kettingen van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) te stelen (feit 2) en vervolgens met geweld een Breitling horloge van [slachtoffer] heeft gestolen (feit 1). De verdachte heeft de feiten ontkend.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte - gelet op zijn eigen verklaring - hiervan dient te worden vrijgesproken, subsidiair heeft de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De verklaringen van de aangever met betrekking tot de gebeurtenissen van feit 2
[slachtoffer] heeft bij de politie onder meer verklaard dat hij op 3 augustus 2018 op een feest was in Havana, gevestigd aan het Buitenhof te Den Haag. Nadat het feest was afgelopen, zat hij samen met een vriend, [getuige] , op een bankje op het plein voor Havana. Er kwamen twee jongens voor hem staan. Eén van hen (dader 1) zei dat [slachtoffer] ruzie had met zijn broertje. Deze jongen zei “trek af, trek af” en kwam gelijk hierna met beide handen in de richting van de hals van [slachtoffer] . [slachtoffer] had twee gouden kettingen om zijn hals. De andere jongen (dader 2) probeerde de kettingen vanaf de achterzijde van zijn nek los te maken. Dit lukte niet, omdat [slachtoffer] zijn kettingen stevig vasthield. Dader 1 riep toen enkele jongens dat ze moesten komen, waarna ongeveer tien jongens op [slachtoffer] af kwamen. Dader 1 heeft [slachtoffer] met beide handen bij de keel gegrepen. [slachtoffer] heeft zich los kunnen rukken en is weggelopen. Zijn vriend is meegelopen. [2]
[slachtoffer] is ook nog als getuige gehoord bij de rechter-commissaris. Daar heeft hij ook verklaard dat de twee jongens voor hem stonden, dat zij spraken over een ruzie en dat zij probeerden zijn kettingen te pakken. De jongen die voor hem stond, boog voorover en wilde zijn kettingen pakken. Toen [slachtoffer] zijn handen wegsloeg, wilde hij hem wurgen. [slachtoffer] pakte toen als bescherming met zijn handen zijn keel vast, zodat die jongen niet zou kunnen knijpen. Een andere jongen heeft zijn ketting wel kunnen vastpakken en trok daar aan, waarbij de ketting is gebroken. Toen [slachtoffer] wegliep, heeft hij zijn sieraden in zijn linkerzak gedaan. [3]
De verklaring van de getuige [getuige]
Getuige [getuige] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij samen met zijn vriend [slachtoffer] op 3 augustus 2018 op een bankje zat op het Buitenhof toen er twee jongens aan kwamen lopen. Een grote brede jongen (dader 1) sprak [slachtoffer] aan met een verhaal dat [slachtoffer] zijn vriend, de kleinere jongen (verder: dader 2) zou hebben geslagen. [slachtoffer] bleef dat ontkennen, waarop dader 1 op een gegeven moment voorover boog en zei ”geef mij je chains”. [slachtoffer] zei nee, waarna dader 1 naar de gouden kettingen greep. [slachtoffer] hield zijn kettingen vast zodat ze zijn kettingen niet konden pakken. Ook dader 2 probeerde de kettingen te pakken, maar [slachtoffer] duwde hem weg. Uiteindelijk konden [slachtoffer] en hij opstaan en liepen zij weg. [4]
Camerabeelden
Tijdens het onderzoek zijn de camerabeelden van 3 augustus 2018 op het Buitenhof opgevraagd. De verbalisant die de beelden heeft bekeken, beschrijft dat hierop onder meer het volgende is te zien: [slachtoffer] zit samen met zijn vriend op een bank en verdachte 1 en 2 lopen naar hen toe en blijven bij de bank staan. Verdachte 1 praat tegen [slachtoffer] en strekt zijn rechterhand uit naar zijn hals. [slachtoffer] duwt zijn hand weg. Verdachte 1 gaat nogmaals met beide handen richting [slachtoffer] , die beide handen wegduwt. Ondertussen staat verdachte 2 achter verdachte 1 en is hij deels buiten beeld. Verdachte 1 wenkt naar een groep jongens en die komen aanlopen. Terwijl er een steeds grotere groep mannen om hen heen komt staan, strekt verdachte 1 weer zijn handen uit richting de nek van [slachtoffer] , die ze weer wegduwt. Ondertussen is te zien dat verdachte 2 met een arm en hand richting [slachtoffer] komt. [slachtoffer] wordt op een gegeven moment met zijn borst en hoofd helemaal naar achteren geduwd. Ter hoogte van zijn hals is wit te zien, kennelijk de mouwen van het jack van verdachte 1. [slachtoffer] staat op en wordt teruggeduwd en vervolgens staat hij weer op en loopt hij weg. Ondertussen stopt hij iets in zijn linkerbroekzak. [5]
De verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij degene is die op de camerabeelden van het Buitenhof te zien is en die door de politie verdachte 1 wordt genoemd. [6]
Bij de rechter-commissaris heeft de verdachte verklaard dat hij [slachtoffer] bij zijn keel heeft gepakt omdat hij boos werd en een kort lontje had. [7]
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij agressief heeft gereageerd vanwege zijn korte lontje en dat hij tegen de keel van [slachtoffer] heeft geduwd; hij wilde hem bij de keel pakken, zodat [slachtoffer] hem aan zou kijken. [8]
Conclusie ten aanzien van feit 2
De rechtbank stelt op grond van de voorgaande bewijsmiddelen vast dat de verdachte [slachtoffer] bij de keel heeft gepakt. Uit de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige] , in het bijzonder over wat de verdachte heeft gezegd, volgt dat de verdachte de kettingen van [slachtoffer] wilde pakken en hem daarom bij de keel heeft gepakt. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij [slachtoffer] slechts bij de keel heeft gepakt, zodat [slachtoffer] hem zou aankijken, niet aannemelijk. De verdachte en de andere jongen zijn beiden voor [slachtoffer] gaan staan, en hebben beiden geprobeerd de kettingen van [slachtoffer] te pakken. Het bij de keel pakken is een vorm van geweld. Geen van hen heeft zich tijdens dat geweld gedistantieerd. Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zo bewust en nauw met een ander heeft samengewerkt dat hij ten aanzien van het ten laste gelegde kan worden aangemerkt als medepleger.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank de onder 2 ten laste gelegde poging tot diefstal met geweld in vereniging wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 1
Met betrekking tot de vraag naar de bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde diefstal met geweld van het Breitling horloge overweegt de rechtbank het volgende.
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij nadat hij is weggelopen verderop nog is geslagen en geschopt door de verdachte en een grote groep jongens en dat daarbij door dader 2 zijn Breitling horloge is weggenomen. Getuige [getuige] heeft ook verklaard dat [slachtoffer] is geslagen en geschopt, maar heeft niet verklaard dat hij heeft gezien dat het Breitling horloge is weggenomen. De verdachte heeft verklaard [slachtoffer] te hebben geslagen, maar heeft ontkend het Breitling horloge te hebben weggenomen of daar iets van te hebben gezien. Van dit incident zijn ook geen camerabeelden beschikbaar.
Omdat dit incident enige tijd later dan feit 2 heeft plaatsgevonden en verdere informatie ontbreekt, ziet de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor een strafbare betrokkenheid van de verdachte als pleger dan wel als medepleger bij de diefstal van het Breitling horloge van [slachtoffer] . De rechtbank kan ten aanzien van feit 1 niet vaststellen dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en anderen die erop gericht was het Breitling horloge weg te nemen.
De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
2.
hij op 3 augustus 2018 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om gouden kettingen,
diegeheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde
n, te weten aan [slachtoffer] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen naar die [slachtoffer]
istoegelopen en (vervolgens) naar de kettingen van die [slachtoffer] heeft gegrepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken, door de keel van die [slachtoffer] te pakken.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 47 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en daarnaast tot een taakstraf van 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor een langere duur dan de tijd die hij al in voorarrest heeft gezeten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft na een uitgaansavond samen met een ander geprobeerd met geweld de kettingen van de nek van het slachtoffer te stelen door het slachtoffer bij de keel te pakken. Door zo te handelen heeft de verdachte er allereerst blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Ook heeft hij niet alleen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, maar ook op het gevoel van veiligheid van hem en van mensen in hun naaste omgeving. Het slachtoffer zat op een bankje voor een horecagelegenheid en werd uit het niets aangevallen, geïntimideerd en toen hij wilde weglopen, achtervolgd. Dat wekt grote gevoelens van angst op, niet alleen bij het slachtoffer maar ook bij het uitgaanspubliek.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 29 januari 2020 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het reclasseringsadvies van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 26 februari 2020. De voorlopige hechtenis van de verdachte is met ingang van 16 januari 2019 onder voorwaarden geschorst. Sindsdien loopt de verdachte in een schorsingstoezicht. Voor zijn agressieregulatie-problematiek is de verdachte bij De Waag in behandeling. De reclassering stelt dat het agressieprobleem, zijn netwerk en de locatie waar hij woont, factoren zijn waarop ingezet dient te worden om het recidiverisico bij de verdachte te verkleinen. De verwachting van de reclassering is dat als de verdachte een stabielere woonsituatie heeft met passende begeleiding (in de vorm van een begeleid wonen instelling), hij zich beter aan de afspraken kan houden. De verdachte is namelijk wel gemotiveerd om aan zijn problemen te werken, maar dit lukt niet, doordat hij door zijn licht verstandelijke beperking snel wordt overvraagd en dan het overzicht verliest. Er is volgens de reclassering veel geduld en intensieve, outreachende begeleiding nodig.
De reclassering heeft geadviseerd het volwassenenstrafrecht toe te passen, omdat de verdachte geen specifieke interventies in het jeugdstrafrecht nodig heeft. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich blijft melden bij zijn huidige toezichthouder, dat hij de behandeling bij De Waag voortzet en dat de verdachte vanaf het moment dat zijn aanmelding is geaccepteerd, zal verblijven op een locatie van Middin of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang.
De rechtbank ziet in de persoonlijkheid van de verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan evenmin aanleiding toepassing te geven aan het vermelde in artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank volgt het advies van de reclassering en zal een straf opleggen overeenkomstig het volwassenenstrafrecht.
De rechtbank stelt voorop dat gelet op de ernst van het feit niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming. De rechtbank zal de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. De rechtbank legt een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op om te voorkomen dat de verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig zal maken aan soortgelijke feiten. Omdat de rechtbank hierbij ook de noodzaak ziet van een goede begeleiding van de verdachte, zal de rechtbank bij het voorwaardelijke deel de adviezen met betrekking tot de op te leggen bijzondere voorwaarden overnemen. Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte een taakstraf opleggen.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 9.225,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De schade waarvan vergoeding wordt gevorderd, betreft materiële schade (€ 8.575,00, bestaande uit de waarde van het Breitling horloge (€ 8.330,00) en reparatiekosten van de ketting (€ 245,00)) en immateriële schade (€ 650,00).
7.2
De conclusie van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voor zover het de post van de waarde van het Breitling horloge betreft, moet worden afgewezen. Voor wat betreft de gevorderde reparatiekosten heeft de verdediging zich primair, gelet op de verklaring van de verdachte dat hij de kettingen niet heeft aangeraakt, ook moet worden afgewezen. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft het gevorderde bedrag dat betrekking heeft op de post ‘Breitling horloge’ (€ 8.575,00) niet-ontvankelijk verklaren in dit gedeelte van de vordering, aangezien de verdachte zal worden vrijgesproken ten aanzien feit 1 waarop dit betrekking heeft.
De rechtbank zal het gevorderde bedrag dat betrekking heeft op de post ‘reparatiekosten ketting’ (€ 245,00) toewijzen, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit 2 en deze materiële schade voldoende is onderbouwd.
Het gevorderde bedrag aan immateriële schade is door de verdediging niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit 2. De rechtbank is van oordeel dat de vordering voor wat betreft de gevorderde immateriële schade in beginsel voldoende is onderbouwd. Nu het gevorderde bedrag ook ziet op immateriële schade als gevolg van feit 1, waarvan de verdachte zal worden vrijgesproken, acht de rechtbank een bedrag van € 400,00 naar billijkheid toewijsbaar en zal zij de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 645,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 3 augustus 2018 (de dag waarop de schade is ontstaan). De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Kosten
Aangezien de vordering van [slachtoffer] grotendeels wordt toegewezen, zal de verdachte tevens worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 645,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover met ingang van de hiervoor genoemde datum, ten behoeve van het slachtoffer.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of mee verenigde personen;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
90 (negentig) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
47 (zevenenveertig) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich op donderdag 26 maart 2020 weer meldt bij Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (Conradkade 53-54 te (2517 BR) Den Haag) en zich daarna gedurende de proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen blijft melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling blijft stellen van De Waag (of een soortgelijke instelling), op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven;
- gedurende de proeftijd, vanaf het moment dat de aanmelding is geaccepteerd en de veroordeelde kan worden geplaatst en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht, verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Middin of een soortgelijke instelling, en zich houdt aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
geeft opdracht aan Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering tot het blijven houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
veroordeelt verdachte voorts tot:
een taakstraf voor de tijd van
80 (tachtig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
40 (veertig) DAGEN;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[slachtoffer]gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[slachtoffer]een bedrag van € 645,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 3 augustus 2018;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij
[slachtoffer]gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 645,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 3 augustus 2018, ten behoeve van
[slachtoffer];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 12 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M.A. Keulen, voorzitter,
mr. C.J. van der Wilt, kinderrechter,
mr. M.P.G. Glas, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Schaap, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 maart 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2018211765, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Centrum, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 142).
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 72 en 73.
3.Proces-verbaal verhoor van getuige [slachtoffer] bij de rechter-commissaris, opgemaakt op 16 mei 2019, onder punten 6, 7 en 9.
4.Proces-verbaal verhoor van getuige [getuige] bij de rechter-commissaris, opgemaakt op 12 juni 2019, onder punten 6, 7, 9 en 10.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 82 t/m 84, met fotobijlagen (p. 85 t/m 88).
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 133, met fotobijlage (p. 137 en 138).
7.Proces-verbaal verhoor verdachte inbewaringstelling, op 7 december 2018 opgemaakt door de rechter-commissaris en de griffier, onder punt 3.
8.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 5 maart 2020.