ECLI:NL:RBDHA:2020:2459

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2020
Publicatiedatum
19 maart 2020
Zaaknummer
09-818079-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing met geweld en poging tot diefstal met geweld in vereniging

Op 19 maart 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die samen met een ander schuldig is bevonden aan afpersing en een poging daartoe. De feiten vonden plaats op 14 oktober 2018 in Zoetermeer, waar de verdachte en zijn mededader de slachtoffers, die op een bankje zaten, met geweld en bedreiging met een mes hebben gedwongen om hun spullen af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader donker gekleed waren en hun gezichten bedekt hadden. De slachtoffers werden bedreigd met de woorden: 'Leeg jullie zakken, geef me alles wat je hebt, alles'. De verdachte heeft een aansteker van een van de slachtoffers afgenomen en heeft geprobeerd andere goederen te stelen, maar de slachtoffers hebben zich verzet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uur. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot diefstal met geweld, omdat deze niet bewezen kon worden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/818079-18
Datum uitspraak: 19 maart 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 maart 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.F. Baas en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. A. Ramsoedh naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 oktober 2018 te Zoetermeer op de openbare weg (Broekwegkade/Galjoenkade) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffers] heeft gedwongen tot de afgifte van een aansteker, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffers] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld daaruit bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader:
- donker gekleed waren en/of hun hoofden/gezichten geheel of gedeeltelijk waren voorzien van gezichtsbedekking en/of
- aan [slachtoffers] en/of [slachtoffers] de woorden toevoegden: "Leeg jullie zakken, geef me alles wat je hebt, alles", althans soortgelijke bewoordingen en/of
- aan die [slachtoffers] en/of [slachtoffers] een of meer messen en/of daarop gelijkende voorwerpen hadden getoond en/of
- die [slachtoffers] en/of die [slachtoffers] hadden geslagen/gestompt/vastgepakt/geschopt;
2.
hij op of omstreeks 14 oktober 2018 te Zoetermeer, op de openbare weg (Broekwegkade/Galjoenkade), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffers] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffers] en/of die [slachtoffers] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of (een) aan andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- donker gekleed waren en/of hun hoofden/gezichten geheel of gedeeltelijk hadden voorzien van gezichtsbedekking en/of
- aan [slachtoffers] en/of [slachtoffers] de woorden hadden toegevoegd: "Leeg jullie zakken, geef me alles wat je hebt, alles", althans soortgelijke bewoordingen en/of
- aan die [slachtoffers] en/of [slachtoffers] een of meer messen en/of daarop gelijkende voorwerpen hadden getoond en/of
- die [slachtoffers] en/of die [slachtoffers] hadden geslagen/gestompt/vastgepakt/geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en/of dat
hij op of omstreeks 14 oktober 2018 te Zoetermeer, op de openbare weg (Broekwegkade/Galjoenkade), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffers] en/of [slachtoffers] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffers] en/of die [slachtoffers] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
- donker gekleed waren en/of hun hoofden/gezichten geheel of gedeeltelijk hadden voorzien van gezichtsbedekking en/of
- aan [slachtoffers] en/of [slachtoffers] de woorden hadden toegevoegd: "Leeg jullie zakken, geef me alles wat je hebt, alles", althans soortgelijke bewoordingen en/of
- aan die [slachtoffers] en/of [slachtoffers] een of meer messen en/of daarop gelijkende voorwerpen hadden getoond en/of
- die [slachtoffers] en/of die [slachtoffers] hadden geslagen/gestompt/vastgepakt/geschop,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdachte wordt er - kort gezegd - van verdacht dat hij samen met een ander op 14 oktober 2018 in de avond [slachtoffers] (hierna: [slachtoffers] ) en [slachtoffers] (hierna: [slachtoffers] ) met geweld en onder bedreiging van geweld met een mes heeft gedwongen ‘alles wat ze hadden’ af te geven. Omdat [slachtoffers] heeft verklaard dat zij een aansteker heeft afgegeven, is dit onder 1 ten laste gelegd als medeplegen van afpersing. Onder 2 is dit ten laste gelegd als een poging tot medeplegen van diefstal met geweld en/of een poging tot medeplegen van afpersing, omdat [slachtoffers] en [slachtoffers] naast de aansteker niets hebben afgegeven. De verdachte heeft met betrekking tot zijn betrokkenheid een grotendeels bekennende verklaring afgelegd.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte nimmer de intentie heeft gehad om een aansteker te stelen en dat de uitvoering van de daad weliswaar is begonnen, maar vroegtijdig is afgebroken omdat de slachtoffers zich verweerden. Er is volgens de verdediging sprake van een poging en geen voltooid delict.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De verklaringen van de aangevers
[slachtoffers] en [slachtoffers] hebben verklaard dat zij op 14 oktober 2018 laat in de avond op een bankje zaten aan de Broekwegkade bij de Galjoenkade in Zoetermeer. Op enig moment kwamen twee jongens langslopen. Zij waren geheel in het zwart gekleed, met allebei een capuchon op en zij droegen gezichtsbedekking. Zij gingen op een bankje iets verder naast [slachtoffers] en [slachtoffers] zitten. Zij kwamen even later naar hen toelopen en stonden toen ineens voor hen. Eén van de jongens stond voor [slachtoffers] en de andere jongen stond voor [slachtoffers] . De jongen die voor [slachtoffers] stond, zei toen “Leeg jullie zakken. Geef me wat je hebt. Alles!”. [slachtoffers] zei dat de jongen weg moest gaan en werd toen door de jongen met gebalde vuist geslagen in zijn gezicht. Hij kreeg meerdere klappen van de jongen. [slachtoffers] heeft verklaard dat zij een slag in haar gezicht kreeg en door de klap achterover op het gras viel. Zij stond op en heeft toen uit haar tas een aansteker gegeven aan de jongen die bij haar stond. Hij zei tegen haar dat zij haar tas moest leegmaken. Zij haalde langzaam spullen uit haar tas. Plotseling werd zij van achter vastgegrepen door de jongen. Hij deed een soort van nekklem bij haar en zij voelde iets koud in haar nek. [slachtoffers] zag dat de andere jongen achter [slachtoffers] stond, haar vasthield en een mes bij haar keel hield. [slachtoffers] zag dat de andere jongen met [slachtoffers] aan het vechten was. Zij heeft gezien dat er werd geslagen. [slachtoffers] heeft verklaard dat hij zijn mes uit zijn tas kon pakken en tegen de jongens zei dat ze weg moesten gaan. De jongen die [slachtoffers] vasthield liet haar los en kwam ook voor [slachtoffers] staan. [slachtoffers] is toen nog geschopt en toen de jongens zagen dat [slachtoffers] een telefoon in haar hand had, renden zij weg. [slachtoffers] heeft de aansteker, die in de buurt op de grond is aangetroffen in de richting waarin de jongens zijn weggerend, herkend als haar aansteker. [2]
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaringen afgelegd over zijn betrokkenheid bij de gebeurtenissen in de avond van 14 oktober 2018. Hij heeft onder meer verklaard dat hij met een vriend had afgesproken en dat hij op verzoek van die vriend een aardappelschilmesje had meegenomen en zwarte kleding droeg. Vervolgens was hij met die vriend in het park waar een jongen en een meisje ( [slachtoffers] en [slachtoffers] ) op een bankje zaten. De vriend had hem toen gezegd dat hij mensen wilde beroven en de verdachte heeft daarmee ingestemd. Hierop hebben de verdachte en de vriend hun rugtassen weggelegd en zijn zij op de aangevers afgelopen. Zij hebben toen ook hun gezichten bedekt; de verdachte droeg een bivakmuts en de vriend droeg een bandana voor zijn gezicht. De vriend had dat meegenomen. Toen zij bij de jongen en het meisje op het bankje waren, zei de vriend tegen de jongen iets van ‘geef je spullen hier’. Hij gaf die jongen ook een klap op zijn gezicht.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij het meisje heeft geslagen, waardoor zij van het bankje viel. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij zijn elleboog bewust naar achteren gooide en dat hij haar wilde raken. Hij heeft het meisje van achteren vastgepakt en heeft het mes wel getrokken, maar niet helemaal op haar keel gezet. De vriend was toen al in gevecht met de jongen. Toen zagen ze dat het meisje aan het bellen was en zijn ze weggerend. [3]
De verklaring van [medeverdachte]
heeft bij de politie verklaard dat hij samen met de verdachte liep en dat zij een jongen en een meisje zagen en waren doorgelopen en toen hadden gezegd dat ze hen zouden overvallen. Hij heeft een bandana over zijn mond en neus gedaan en de verdachte heeft een bivakmuts over zijn hoofd gedaan. Hij had dat meegenomen. Hij had de verdachte gevraagd om een mes mee te nemen en zwarte kleding te dragen. Hij had het plan al en heeft het met de verdachte besproken toen ze samen waren. Hun tassen hadden ze vooraf ergens in de bosjes gelegd. Hij zei tegen de jongen dat hij zijn zakken moest legen. Hij gaf de jongen een klap met zijn vuist in het gezicht, toen hij niet luisterde en hem niet serieus nam. De jongen viel toen op de grond en stond weer op. De jongen pakte toen spullen uit zijn tas en trok toen een mes. Hij gaf de jongen een schop in zijn middenrif. Toen hij zag dat het meisje haar telefoon pakte, zijn ze weggerend. [4]
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de voorgaande bewijsmiddelen vast dat de verdachte zich samen met [medeverdachte] heeft schuldig gemaakt aan afpersing van de aansteker van [slachtoffers] en aan een poging tot afpersing van andere spullen van waarde jegens [slachtoffers] en [slachtoffers] . De uitvoeringshandelingen van de verdachte en [medeverdachte] passen naar uiterlijke verschijningsvorm meer bij afpersing dan bij diefstal met geweld, zoals ook is ten laste gelegd. De rechtbank stelt vast dat sprake was van een plan om de aangevers te overvallen, waarbij een mes, zwarte kleding en gezichtsbedekking zijn gebruikt. Het plan is vooraf tussen de verdachte en [medeverdachte] besproken en ze hebben beiden geweld gebruikt. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zo bewust en nauw met een ander heeft samengewerkt dat hij ten aanzien van het ten laste gelegde kan worden aangemerkt als medepleger.
De rechtbank merkt hierbij op dat - anders dan door de verdediging naar voren is gebracht - de uitvoering juist niet klungelig en onrealistisch was. Er is sprake geweest van voorbereiding om herkenning te voorkomen, er is een mes op de keel van een van de aangevers gezet en er is daarnaast nog meer geweld gebruikt. Dat het onder deze omstandigheden niet anders en slechter is afgelopen, heeft niets met klungeligheid van de zijde van de verdachte en zijn mededader te maken.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van de onder 1 ten laste gelegde afpersing in vereniging en de poging daartoe zoals onder 2 is ten laste gelegd.
De verdachte zal worden vrijgesproken van de onder 2 ten laste gelegde poging tot diefstal met geweld in vereniging.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 14 oktober 2018 te Zoetermeer op de openbare weg (Broekwegkade/Galjoenkade) tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffers] heeft gedwongen tot de afgifte van een aansteker, toebehorende aan [slachtoffers] , welk geweld en welke bedreiging met geweld daaruit bestond dat verdachte en zijn mededader:
- donker gekleed waren en hun gezichten geheel of gedeeltelijk waren voorzien van gezichtsbedekking en
- aan [slachtoffers] en [slachtoffers] de woorden toevoegden: "Leeg jullie zakken, geef me alles wat je hebt, alles" en
- aan die [slachtoffers] en [slachtoffers] een mes hadden getoond en
- die [slachtoffers] en die [slachtoffers] hadden geslagen, vastgepakt
engeschopt;
2.
hij op 14 oktober 2018 te Zoetermeer, op de openbare weg (Broekwegkade/Galjoenkade), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffers] en [slachtoffers] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, toebehorende aan die [slachtoffers] en die [slachtoffers] ,
- donker gekleed waren en hun gezichten geheel of gedeeltelijk hadden voorzien van gezichtsbedekking en
- aan [slachtoffers] en [slachtoffers] de woorden hadden toegevoegd: "Leeg jullie zakken, geef me alles wat je hebt, alles" en
- aan die [slachtoffers] en [slachtoffers] een mes hadden getoond en
- die [slachtoffers] en die [slachtoffers] hadden geslagen, vastgepakt
engeschop
t,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandelverplichting.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen en aan de verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen, eventueel met bijzondere voorwaarden gericht op effectieve gedragsbeïnvloeding.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan afpersing en een poging daartoe. Hierbij is de slachtoffers die aan het ontspannen waren op een bankje niet alleen gedreigd met geweld maar is ook daadwerkelijk fors geweld gebruikt. Daarnaast is een mes op de keel van een van de slachtoffers gezet. Door zo te handelen heeft de verdachte er allereerst blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Ook heeft hij niet alleen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, maar ook op het gevoel van veiligheid van hen. Door op deze wijze te worden overvallen door twee mannen met gezichtsbedekkende kleding moet voor hen een uiterst beangstigende ervaring zijn geweest. De rechtbank neemt het de verdachte uitermate kwalijk dat hij volledig voorbijgegaan is aan de mogelijke gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. Daarbij vindt de rechtbank het zorgelijk dat de verdachte op geen enkel moment duidelijk heeft kunnen maken waarom hij tot zijn handelen is gekomen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 29 januari 2020, waaruit volgt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 12 maart 2019 en het voortgangsverslag toezicht aan opdrachtgever van 26 februari 2020. De voorlopige hechtenis van de verdachte is met ingang van 31 oktober 2018 onder voorwaarden geschorst. Sindsdien loopt de verdachte in een schorsingstoezicht waarbij de verdachte is aangemeld voor behandeling bij forensische poli van Fivoor.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het behandeltraject bij Fivoor op eigen initiatief nog loopt. Hij is bezig met een opleiding en hij heeft werk. De reclassering is hier ook positief over en ziet dit als beschermende factoren. Volgens de reclassering is de verdachte echter niet helemaal open in het contact met de reclassering. Het mediationtraject tussen de verdachte en de slachtoffers is niet gelukt, omdat de verdachte niet op de afspraak is verschenen. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij veel spijt heeft van zijn handelen en dom is geweest. Hij is gemotiveerd om zich te blijven inzetten voor de begeleiding van de reclassering en de behandeling bij Fivoor.
De reclassering heeft in het advies van 12 maart 2019 geadviseerd het volwassenenstrafrecht toe te passen. De reclassering heeft in deze rapportage geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling bij Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, een contactverbod met de verdachte [medeverdachte] en de verplichting om te beschikken over een dagbesteding.
De rechtbank ziet in de in de persoonlijkheid van de verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan evenmin aanleiding toepassing te geven aan het vermelde in artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd maakt dit niet anders. De rechtbank volgt het advies van de reclassering en zal een straf opleggen overeenkomstig het volwassenenstrafrecht.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op de ernst van de feiten, de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en uit oogpunt van vergelding, in beginsel slechts worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank acht dit, gelet op de jeugdige leeftijd en het feit dat de verdachte zich in de tussentijd gemotiveerd bezig is gaan houden met school en werk, echter niet wenselijk.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om - in afwijking van de oriëntatiepunten en anders dan door de officier van justitie is geëist - de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, ook om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom aan soortgelijke strafbare feiten schuldig te maken. De rechtbank zal hierbij de geadviseerde meldplicht en ambulante behandeling bij Fivoor als bijzondere voorwaarden overnemen. De rechtbank ziet geen aanleiding meer voor een contactverbod gezien het tijdsverloop en nu de verdachte heeft aangegeven zich van zijn medeverdachte te hebben gedistantieerd. Ook de verplichting tot dagbesteding legt de rechtbank niet op: de verdachte heeft immers al voldoende dagbesteding met school en werk. De rechtbank zal naast de voorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte een forse taakstraf opleggen.

7.De inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde bivakmuts kan en moet worden verbeurdverklaard, aangezien deze aan de verdachte toebehoort en de bewezenverklaarde feiten met behulp van dit voorwerp zijn begaan. Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte. De verdediging heeft zich hier niet over uitgelaten.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 45, 56 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2, tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 en feit 2, tweede cumulatief/alternatief:
de eendaadse samenloop van:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen
en
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) MAANDEN;
bepaalt dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland (Bezuidenhoutseweg 179 te (2594 AH) Den Haag) op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf voor de tijd van
200 (tweehonderd) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
100 (honderd) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
verklaart verbeurd: 1.00 STK Muts Bivakmuts.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.J. van der Wilt, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. A.M.A. Keulen, rechter,
mr. M.G.P. Glas, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Schaap, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 maart 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2018278401, van de politie eenheid Den Haag, district Zoetermeer - Leidschendam/Voorburg, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 165).
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffers] , p. 59 en 60; proces-verbaal aangifte [slachtoffers] , p. 65 t/m 67.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 26 en 27; proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 31 en 32; verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 5 maart 2020.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 53 t/m 56.