Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 maart 2020 in de zaak tussen
het bestuur van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), verweerder.
Procesverloop
Beslissing
Overwegingen
4 maart 2020 van verzoekers aanvraag, maar heeft geen aanknopingspunten om ervan uit te gaan dat aan verzoeker een terugkeerbesluit zou zijn uitgereikt.
Wanneer deze situatie als uitgangspunt wordt genomen, geldt het volgende. Op grond van artikel 6, tweede lid, van de Terugkeerrichtlijn worden statushouders die illegaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven opgedragen zich onmiddellijk naar het grondgebied van die andere lidstaat te begeven. Indien dit bevel niet wordt nageleefd, is het eerste lid van artikel 6 van toepassing en vaardigt de lidstaat op wiens grondgebied de statushouder illegaal verblijft een terugkeerbesluit uit. Uit het dossier volgt niet dat al is vastgesteld dat verzoeker het bevel niet heeft nageleefd. Of er door Nederland al een terugkeerbesluit is opgelegd, blijkt nergens uit. Gelet hierop gaat de voorzieningenrechter er dus vanuit dat er nog geen terugkeerbesluit is en kan dus ook niet worden gesproken van een meeromvattende beschikking als bedoeld in artikel 45, eerste lid, onder c, van de Vreemdelingenwet. Van de situatie dat door het afwijzen (niet-ontvankelijk verklaren) van verzoekers aanvraag van rechtswege de opvang wordt beëindigd, is dan ook geen sprake. De beëindiging van verzoekers opvang vloeit daarmee niet voort uit het besluit van 4 maart 2020 van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, maar uit de feitelijke mededeling van verweerder dat zijn opvang ging eindigen. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat zij wel bevoegd is om van dit verzoek kennis te nemen.