ECLI:NL:RBDHA:2020:2441
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens betalingsonmacht en onwil
Op 3 februari 2020 heeft verzoeker een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Dit verzoek is op 5 maart 2020 behandeld, waarbij verzoeker en zijn schuldhulpverlener aanwezig waren. De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 288 lid 1 sub b van de Faillissementswet het verzoek alleen kan worden toegewezen als verzoeker in de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoek te goeder trouw is geweest met betrekking tot zijn schulden. De rechtbank constateert dat een aanzienlijk deel van de schuldenlast van verzoeker bestaat uit achterstallige kinderalimentatie, die hij niet aannemelijk heeft gemaakt te hebben betaald na 2011. Verzoeker heeft verklaard dat hij niet in staat is om de alimentatie te betalen, maar de rechtbank oordeelt dat zijn gedrag eerder wijst op onwil dan op onmacht. Daarnaast blijkt uit de behandeling dat verzoeker niet solliciteert naar betaald werk, ondanks dat hij in staat is om 20 tot 25 uur per week te werken volgens een rapportage van een verzekeringsarts. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling zal nakomen. Gezien deze overwegingen wijst de rechtbank het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling af.