ECLI:NL:RBDHA:2020:2413
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Rva-verstrekkingen na afwijzing van een Vw-aanvraag met betrekking tot acute medische noodsituatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 maart 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een Nigeriaanse vrouw geboren in 1974, en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Eiseres had een aanvraag ingediend op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, maar deze aanvraag werd op 6 maart 2019 afgewezen. Het COA beëindigde vervolgens de verstrekkingen aan eiseres op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005) met ingang van 3 april 2019. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat zij recht heeft op Rva-verstrekkingen vanwege een acute medische noodsituatie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet kan aantonen dat er een acute medische noodsituatie dreigt bij het beëindigen van de verstrekkingen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had eerder al geconcludeerd dat de noodzakelijke medische zorg voor eiseres in Nigeria beschikbaar is en dat zij in staat is om te reizen. Eiseres heeft geen medische informatie overgelegd die haar stelling ondersteunt dat opvang noodzakelijk is voor een adequate medische behandeling. De rechtbank oordeelt dat het enkele feit dat eiseres geen Rva-verstrekkingen meer heeft, niet automatisch leidt tot een recht op opvang, aangezien zij ook buiten de opvang aanspraak kan maken op medisch noodzakelijke zorg.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een recht op feitelijke opvang rechtvaardigen. De uitspraak benadrukt dat het aan de vreemdeling is om aan te tonen dat er sprake is van een acute medische noodsituatie, wat in dit geval niet is gebeurd. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.