ECLI:NL:RBDHA:2020:2347

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 maart 2020
Publicatiedatum
17 maart 2020
Zaaknummer
NL20.5752
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring van eiser in het bestuursrecht; belangenafweging en gebruik van handboeien

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 maart 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de maatregel van bewaring van eiser, die was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van 4 maart 2020, waarbij hem de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser voerde aan dat hij ten onrechte niet was gehoord voorafgaand aan zijn inbewaringstelling en dat er bij zijn staande houding onterecht gebruik was gemaakt van handboeien. De rechtbank oordeelde dat de belangenafweging in het voordeel van eiser uitviel, gezien de opeenstapeling van fouten in het voortraject en zijn psychische gesteldheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet op de juiste wijze was geïnformeerd over zijn rechten en dat de handboeien in strijd met de Ambtsinstructie waren aangelegd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, beval de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 16 maart 2020 en kende eiser een schadevergoeding toe van € 1040,- voor de onrechtmatige vrijheidsontneming. Tevens werden de proceskosten van eiser vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.5752

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Khalaf),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. B.H. Cevik).

Procesverloop

Bij besluit van 4 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep strekt tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen K.S. van Wezel. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft op 13 maart 2020 het onderzoek heropend, om verweerder te laten reageren op de brief van eiser. Nadat verweerder dit heeft gedaan en beide partijen de rechtbank toestemming hebben verleend een nadere zitting achterwege te laten, heeft de rechtbank het onderzoek op 16 maart 2020 om 12:00 uur gesloten.

Overwegingen

1. Eiser voert aan dat er bij zijn staande houding ten onrechte gebruik is gemaakt van handboeien, hij voorafgaande aan zijn inbewaringstelling niet is gehoord en geen toegang heeft gehad tot een advocaat. De belangenafweging moet, gelet op de opeenstapeling aan fouten in het voortraject en eisers psychische gesteldheid in zijn voordeel uitvallen.
1.1.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de handboeien tijdens de overbrenging en ophouding zijn gebruikt en dat eiser door een medewerker van DV&O in de Franse taal driemaal is bevraagd of hij mee wil werken aan het gehoor. Omdat eiser expliciet heeft aangegeven dat hij nergens aan mee wil werken is hij vervolgens in bewaring gesteld zonder voorafgaand gehoor. Verweerder heeft niet aangegeven waarom de belangenafweging in zijn voordeel uit zou moeten vallen.
1.2.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit het proces-verbaal van het schriftelijk verslag omtrent het binnentreden van 4 maart 2020 [kenmerk proces-verbaal] , blijkt dat de verbalisant [naam verbalisant 1] ( [naam verbalisant 1] ) op 4 maart 2020 om 6:49 uur met een loper de deur van eisers kamer heeft geopend. In verband met het feit dat eiser in het verleden gedreigd heeft met suïcide, hij medicatie gebruikt vanwege zijn psychische toestand en verbaal agressief en onberekenbaar is, werd ervoor gekozen de toegangsdeur te openen zonder eiser in de gelegenheid te stellen de kamerdeur zelf te openen. Na opening van de deur is de machtiging getoond en het doel van binnentreden, middels een beëdigd tolk Frans, bekendgemaakt. Eiser is verzocht te gaan zitten, maar werkte daar niet aan mee. Daarna is hij met gepast geweld onder controle gebracht en om 6:53 uur staande gehouden.
Blijkens het proces-verbaal van staandehouding/overbrenging/ophouding van 4 maart 2020 blijkt dat de verbalisanten [naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 3] om 6:53 uur zich hebben gelegitimeerd als buitengewoon opsporingsambtenaren van Justitie, het doel van hun komst hebben medegedeeld en eiser hebben staande gehouden. Gedurende de plaatsing op het bed en de daaropvolgende worsteling, heeft de verpleegkundige valiumspray toegediend in de neus van eiser. Eiser bleef zich hardhandig verzetten. Hierop is besloten om eiser geboeid en onder controle in het compartiment van het voertuig te plaatsen.
Uit het proces-verbaal van gehoor van 4 maart 2020 blijkt dat op 4 maart 2020 om 7:10 uur de advocatenpiketdienst per e-mail van het op handen zijnde gehoor op de hoogte is gesteld. Om 9:58 uur heeft de piketdienst per e-mail gemeld dat mr. A. Khalaf de opdracht heeft geaccepteerd. Ook is gebleken dat eiser bij aankomst bij het detentiecentrum te Rotterdam met de bus van DV&O, door de DT&V en met behulp van een DV&O medewerker in de Franse taal drie keer gevraagd is of hij rustig wilde worden en of hij gehoord wil worden. Eiser gaf aan niet gehoord te willen worden. Om 9:15 uur, nadat eiser op de observatieafdeling was geplaatst, is hij meermalen gevraagd of hij mee wilde werken aan het gehoor. Hij gaf aan dat hij nergens aan mee wilde werken, ook niet aan het gehoor voorafgaande aan de inbewaringstelling. Uit het proces-verbaal blijkt niet dat eiser is gewezen op zijn recht om contact op te nemen met een advocaat. Uit het proces-verbaal blijkt ook niet dat eiser is gewezen op de nut en noodzaak van een dergelijk gehoor.
In de maatregel van bewaring is overwogen dat uit het dossier is gebleken dat eiser medische problemen heeft, medicatie gebruikt, dat uit eerdere gehoren is gebleken dat eiser littekens heeft, slecht slaapt en psychische problemen heeft. Voorts is in de maatregel overwogen dat uit het dossier blijkt dat eiser van 1 april 2019 tot 24 juli 2019 op de Intensief Begeleide Opvang te Schalkhaar heeft verbleven vanwege psychische problematiek en dat hij zou lijden aan een persoonlijkheidsstoornis. In de maatregel wordt vervolgens overwogen dat het opleggen van een lichter middel niet opweegt tegen het significante risico dat eiser zich -bij het niet opleggen van bewaring- aan het toezicht zal onttrekken. De maatregel vermeldt dat eiser heeft geweigerd medewerking te verlenen aan het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling en dat uit het dossier niet is gebleken van bijzondere individuele omstandigheden die de maatregel van bewaring niet kunnen rechtvaardigen. De maatregel van bewaring wordt niet onevenredig zwaar geacht. In de maatregel van bewaring wordt tot slot overwogen dat eiser direct na aankomst op de observatieafdeling is geplaatst nadat hij zich agressief had gedragen.
Uit een e-mailwisseling tussen de gemachtigde van eiser en een waarnemer van de gemachtigde (A. Agayev: hierna Agayev) van woensdag 4 maart 2020 om 21:25 uur blijkt dat Agayev eiser heeft geprobeerd te bezoeken. Eiser zou, zo zou Agayev zijn verteld, helemaal in de war zijn en uit veiligheidsoverwegingen mocht Agayev hem dan ook niet zien of spreken.
1.3.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Het gebruik van handboeien
De rechtbank is met eiser van oordeel dat de handboeien zijn gebruikt met als doel eiser staande te kunnen houden. Dat blijkt uit het proces-verbaal van verbalisant [naam verbalisant 1] . Ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Ambtsinstructie voor de Koninklijke marechaussee, de politie en de buitengewoon opsporingsambtenaar (Ambtsinstructie) kan de ambtenaar een persoon die rechtens zijn vrijheid is beroofd, ten behoeve van vervoer handboeien aanleggen. Artikel 50, eerste lid, van de Vw biedt geen grondslag voor vrijheidsbeneming. De handboeien zijn daarom in strijd met de Ambtsinstructie aangelegd.
Horen voorafgaande aan de inbewaringstelling
Eiser is ten onrechte niet gehoord voorafgaande aan de inbewaringstelling. Eiser is nadat hem valiumspray is toegediend en voordat hij in bewaring is gesteld, door een medewerker van de DT&V, niet zijnde een beëdigde tolk, gevraagd of hij gehoord wilde worden. Gelet op eisers hevige gemoedstoestand, de toediening van de valiumspray en het feit dat geen gebruik is gemaakt van een beëdigde tolk kan niet worden vastgesteld dat eisers verklaring dat hij niet wilde meewerken aan een gehoor op dat moment daadwerkelijk overeenstemde met zijn wil. Voorts is niet gebleken dat eiser voldoende is ingelicht over de nut en noodzaak van een dergelijk gehoor, waardoor hij zijn belangen niet kenbaar heeft kunnen maken. Ook is niet gebleken dat eiser geïnformeerd is over zijn recht op bijstand door een raadsman, of dat eiser zijn raadsman heeft kunnen spreken.
Belangenafweging in de maatregel van bewaring
In de maatregel van bewaring is het feit dat niet is gehoord, ook in het kader van een belangenafweging, onvoldoende meegewogen. Verweerder was blijkens de processen-verbaal van [naam verbalisant 1] , [naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 3] voldoende op de hoogte van eisers psychische gesteldheid. De rechtbank is van oordeel dat in de maatregel niet deugdelijk is gemotiveerd waarom de medische situatie van eiser geen reden is geweest om van de inbewaringstelling af te zien. Verweerder maakt niet inzichtelijk waarom eiser, ondanks zijn ernstige psychische problemen, de maatregel van bewaring op verantwoorde wijze kan ondergaan en waarom zijn belangen evenmin meebrengen dat een ander middel van toezicht aangewezen is.
Belangenafweging ter zitting
Blijkens onder meer de uitspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 21 augustus 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2814) maakt de onrechtmatigheid van de staandehouding de daaropvolgende inbewaringstelling, indien aan alle in de wet gestelde vereisten daarvoor is voldaan, eerst onrechtmatig, indien de met de bewaring gediende belangen niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen.
Uit de uitspraak van de Afdeling van 23 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:20191687) blijkt dat een opeenstapeling aan onrechtmatigheden voorafgaande aan de inbewaringstelling zwaar weegt. Als verweerder zwaarwegende belangen heeft, is er ruimte de maatregel van bewaring toch rechtmatig te achten. Verweerder heeft ter zitting geen (zwaarwegende) belangen gesteld.
2. Het beroep is gegrond en de maatregel van bewaring is vanaf het moment van opleggen daarvan onrechtmatig. De rechtbank beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 16 maart 2020.
3. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien zij de opheffing van de maatregel van bewaring beveelt aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 10 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van 13 x € 80,- (verblijf detentiecentrum) = € 1040,-.
4. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 16 maart 2020;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 1040,-, te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.I. Blagrove, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Mohamed, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.