1.3.De rechtbank oordeelt als volgt.
Het gebruik van handboeien
De rechtbank is met eiser van oordeel dat de handboeien zijn gebruikt met als doel eiser staande te kunnen houden. Dat blijkt uit het proces-verbaal van verbalisant [naam verbalisant 1] . Ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Ambtsinstructie voor de Koninklijke marechaussee, de politie en de buitengewoon opsporingsambtenaar (Ambtsinstructie) kan de ambtenaar een persoon die rechtens zijn vrijheid is beroofd, ten behoeve van vervoer handboeien aanleggen. Artikel 50, eerste lid, van de Vw biedt geen grondslag voor vrijheidsbeneming. De handboeien zijn daarom in strijd met de Ambtsinstructie aangelegd.
Horen voorafgaande aan de inbewaringstelling
Eiser is ten onrechte niet gehoord voorafgaande aan de inbewaringstelling. Eiser is nadat hem valiumspray is toegediend en voordat hij in bewaring is gesteld, door een medewerker van de DT&V, niet zijnde een beëdigde tolk, gevraagd of hij gehoord wilde worden. Gelet op eisers hevige gemoedstoestand, de toediening van de valiumspray en het feit dat geen gebruik is gemaakt van een beëdigde tolk kan niet worden vastgesteld dat eisers verklaring dat hij niet wilde meewerken aan een gehoor op dat moment daadwerkelijk overeenstemde met zijn wil. Voorts is niet gebleken dat eiser voldoende is ingelicht over de nut en noodzaak van een dergelijk gehoor, waardoor hij zijn belangen niet kenbaar heeft kunnen maken. Ook is niet gebleken dat eiser geïnformeerd is over zijn recht op bijstand door een raadsman, of dat eiser zijn raadsman heeft kunnen spreken.
Belangenafweging in de maatregel van bewaring
In de maatregel van bewaring is het feit dat niet is gehoord, ook in het kader van een belangenafweging, onvoldoende meegewogen. Verweerder was blijkens de processen-verbaal van [naam verbalisant 1] , [naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 3] voldoende op de hoogte van eisers psychische gesteldheid. De rechtbank is van oordeel dat in de maatregel niet deugdelijk is gemotiveerd waarom de medische situatie van eiser geen reden is geweest om van de inbewaringstelling af te zien. Verweerder maakt niet inzichtelijk waarom eiser, ondanks zijn ernstige psychische problemen, de maatregel van bewaring op verantwoorde wijze kan ondergaan en waarom zijn belangen evenmin meebrengen dat een ander middel van toezicht aangewezen is.
Belangenafweging ter zitting
Blijkens onder meer de uitspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 21 augustus 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2814) maakt de onrechtmatigheid van de staandehouding de daaropvolgende inbewaringstelling, indien aan alle in de wet gestelde vereisten daarvoor is voldaan, eerst onrechtmatig, indien de met de bewaring gediende belangen niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen. Uit de uitspraak van de Afdeling van 23 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:20191687) blijkt dat een opeenstapeling aan onrechtmatigheden voorafgaande aan de inbewaringstelling zwaar weegt. Als verweerder zwaarwegende belangen heeft, is er ruimte de maatregel van bewaring toch rechtmatig te achten. Verweerder heeft ter zitting geen (zwaarwegende) belangen gesteld.
2. Het beroep is gegrond en de maatregel van bewaring is vanaf het moment van opleggen daarvan onrechtmatig. De rechtbank beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 16 maart 2020.
3. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien zij de opheffing van de maatregel van bewaring beveelt aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 10 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van 13 x € 80,- (verblijf detentiecentrum) = € 1040,-.
4. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.