ECLI:NL:RBDHA:2020:2313

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 maart 2020
Publicatiedatum
16 maart 2020
Zaaknummer
NL20.4685
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van homoseksualiteit en geloofwaardigheid van verklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 maart 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser van Liberiaanse nationaliteit, die een verblijfsvergunning asiel aanvroeg op basis van zijn homoseksualiteit. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de gestelde homoseksualiteit en de problemen die eiser in Liberia zou ondervinden, ongeloofwaardig werden geacht. Eiser heeft aangevoerd dat hij vreest voor vervolging in Liberia vanwege zijn geaardheid en heeft zijn ervaringen in Liberia uiteengezet, waaronder bedreigingen en geweld. Tijdens de zitting op 12 maart 2020 is eiser bijgestaan door zijn gemachtigde en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft overwogen dat de verklaringen van eiser over zijn seksuele geaardheid onvoldoende overtuigend waren en dat hij niet in staat was om zijn persoonlijke beleving van zijn homoseksualiteit duidelijk te maken. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag door de Staatssecretaris als terecht beoordeeld, omdat eiser tegenstrijdige verklaringen had afgelegd en onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn gestelde geaardheid. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond is afgewezen op basis van de Vreemdelingenwet 2000. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.4685

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J.C.E. Hoftijzer),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. B. Berk).

ProcesverloopBij besluit van 17 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.4686, plaatsgevonden op 12 maart 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer A.M.R. Zeevaarder. Voorts is verschenen A.T.G.A. Kortekaas van LGBT Asylum Support. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Liberiaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2001.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is en dat hij in Liberia vreest voor vervolging vanwege zijn geaardheid. Eiser heeft geen ouders meer en woonde bij zijn oom en tante in [plaats] . In februari 2016, zo stelt eiser, is hij betrapt door de oudere broer van zijn vriend, terwijl hij met zijn vriend in bed lag. Door de ouders van zijn vriend zou hij vervolgens onder druk zijn gezet om te zweren voor een medicijnman, hetgeen door eiser als een bedreiging is beschouwd. Eiser is vertrokken naar [plaats] , waar de problemen vanwege zijn geaardheid toenamen. Eiser werd uitgescholden, bedreigd en achtervolgd. Eiser heeft zich niet durven wenden tot de politie vanwege het feit dat homoseksualiteit strafbaar is. In oktober 2018 vertegenwoordigde eiser Liberia tijdens de Jeugd Olympische Spelen in Argentinië. Tijdens de transit op [luchthaven] tijdens de terugvlucht op 20 oktober 2018 heeft eiser het laatste deel van zijn vlucht gemist om in Nederland asiel aan te vragen. Eiser vreest voor zijn leven bij terugkeer naar Liberia.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser;
- de homoseksuele geaardheid;
- problemen vanwege de homoseksuele geaardheid.
Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Verweerder acht de gestelde homoseksualiteit en de problemen naar aanleiding daarvan echter ongeloofwaardig. De asielaanvraag is op grond van artikel 31 in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c en e van de Vw 2000 afgewezen als kennelijk ongegrond.
4. Eiser kan zich met deze beslissing niet verenigen en heeft daartoe – kort samengevat – het volgende aangevoerd. Eiser stelt dat verweerder bij de beoordeling van zijn verklaringen onvoldoende rekening heeft gehouden met het gegeven dat eiser minderjarig, c.q. net meerderjarig was. Verder is eiser van mening dat verweerder zijn seksuele geaardheid beoordeelt vanuit de Nederlandse context en voorts op voorhand niet open en onbevooroordeeld de aanvraag van eiser heeft gewogen, gelet op het onderzoek op het internet en de verwijzing naar de zaak van zijn teamgenote. Voor beide elementen uit het relaas is relevant uit welke sociale en culturele achtergrond eiser afkomstig is en wat zijn referentiekader heeft bepaald. Namens eiser wordt in dit verband gewezen op de inhoud van het (overigens niet door hem overgelegde) rapport van Buro Kleurkracht van 13 juni 2016. Ten onrechte is door verweerder geconcludeerd dat de verklaringen van eiser
kennelijkinconsequent en tegenstrijdig zijn. Ook is geen sprake van misleiding in de zin van artikel 30b, eerste lid, onder c van de Vw 2000, nu de uitleg van eiser op dit punt ten onrechte door verweerder niet is betrokken bij de beoordeling.
5. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
Ingevolge artikel 30b, eerste lid, aanhef, van de Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 worden afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32, tweede lid, van de Procedurerichtlijn, indien:
c. de vreemdeling Onze Minister heeft misleid door omtrent zijn identiteit of nationaliteit valse informatie of documenten te verstrekken of door relevante informatie of documenten die een negatieve invloed op de beslissing hadden kunnen hebben, achter te houden;
e. de vreemdeling kennelijk inconsequente en tegenstrijdige, kennelijk valse of duidelijk onwaarschijnlijke verklaringen heeft afgelegd die strijdig zijn met voldoende geverifieerde informatie over het land van herkomst, waardoor zijn verklaringen alle overtuigingskracht wordt ontnomen met betrekking tot de vraag of hij in aanmerking komt voor verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1
Voor de beoordeling van asielaanvragen waarbij seksuele geaardheid als asielmotief wordt aangevoerd, hanteert verweerder Werkinstructie 2018/9 (thans Werkinstructie 2019/17). Bij de toetsing van het relaas is sprake van een individuele beoordeling.
In het algemeen kan worden gesteld dat het zwaartepunt ligt op de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land van herkomst van de vreemdeling en hoe diens ervaringen, ook volgens zijn asielrelaas, in het algemene beeld passen. Dit geldt temeer als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar LHBTI zijn maatschappelijk onacceptabel of strafbaar gesteld is. In die situatie is het de vraag of en hoe de vreemdeling zich daaraan heeft aangepast en hoe hij dit heeft beleefd. Verweerder hanteert bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid niet als uitgangspunt dat er in alle gevallen een interne worsteling moet hebben plaatsgevonden voordat de vreemdeling zijn LHBTI-gerichtheid heeft geaccepteerd. Echter, wel mag verwacht worden dat bij een vreemdeling die afkomstig is uit een land waar men LHBTI-gerichtheid niet accepteert en waar dit mogelijk strafbaar is gesteld, sprake zal zijn van een (denk)proces waarin de vreemdeling zich onder andere voor de vraag gesteld ziet wat het betekent om anders te zijn dan hetgeen de maatschappij (en de wet) verlangt en op welke wijze hij daaraan invulling wil en kan geven. Bij beoordeling van de geloofwaardigheid van de LHBTI-gerichtheid zal gewicht worden toegekend aan het proces van ontdekking van de gerichtheid en de wijze waarop de vreemdeling heeft verklaard daarmee te zijn omgegaan. Verweerder beziet de verklaringen van de vreemdeling over zijn gestelde seksuele gerichtheid steeds in hun onderlinge samenhang. Het is aan de vreemdeling om zijn gestelde seksuele gerichtheid nader te onderbouwen, maar verweerder biedt aan de vreemdeling uitgebreid de gelegenheid te verklaren.
6.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte eisers verklaringen over zijn gestelde homoseksuele geaardheid en de gestelde problemen in verband daarmee in Liberia, ongeloofwaardig geacht. Daartoe heeft verweerder kunnen overwegen dat eiser geen enkel inzicht heeft verschaft in zijn persoonlijke beleving van zijn seksuele geaardheid en hierover slechts summier heeft verklaard. Eiser is hier op verschillende manieren over ondervraagd, maar zijn antwoorden blijven oppervlakkig. Zo heeft eiser, als hem wordt gevraagd naar zijn persoonlijke beleving in de door hem beschreven relaties, onder meer verklaard dat hij ‘zich op zijn gemak voelde’ en ‘dat dit de enige manier is waarop hij gelukkig kon zijn’. Dat ‘de ander ‘hem opvrolijkt’ en ‘hij gaf me adviezen die ik fijn vond’ en ook ‘we waren goede vrienden’. Verweerder heeft kunnen overwegen dat van eiser mag worden verwacht dat hij inzichtelijk kan maken welke omstandigheden van invloed zijn geweest op zijn persoonlijke beleving van zijn seksuele geaardheid. Eiser is niet in staat gebleken zijn homoseksuele gevoelens duidelijk te beschrijven, ook niet in eenvoudige bewoordingen. Het door eiser aangedragen gegeven dat het in Liberia niet of minder gebruikelijk is om over gevoelens te spreken, maakt dit niet anders. Verweerder heeft voorts aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over de leeftijd waarop hij achter zijn homoseksuele gevoelens kwam.
Ook heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de relatie met zijn jeugdvriend [A] . Zo heeft eiser verklaard op bladzijde 16 van het nader gehoor dat in 2013 [A] aan hem vroeg wat de reden was dat ze zo hecht waren, waarop eiser antwoordt: ‘
Ik zei dat ik echt hield van onze vriendschap en de manier waarop we met elkaar omgingen. Op dat moment wilde hij me zeggen wie hij was en ik was veel te verlegen om te zeggen wie ik was. Maar op dat moment wisten we van elkaar wie we waren.’ Vervolgens verklaart eiser op bladzijde 17/18 op de vraag: Wie was de eerste in dat gesprek die openheid gaf over zijn geaardheid?
‘Ik was dat. Dat was nadat we spraken over waarom onze vriendschap zo hecht was. Ik zei dat ik hem leuk vond, maar bang was om te zeggen wat mijn gewoonte is (bedoeld wordt zijn homoseksualiteit) en wie ik was. Hij zei toen, waarom ben je bang dat te zeggen? Ik ben ook gay, maar ben bang het tegen je te zeggen, omdat ik bang was dat er problemen zouden komen. Vanaf dat moment wisten we van elkaar wie we waren’.Verweerder heeft kunnen concluderen dat niet valt in te zien hoe de twee weergaven van dit gesprek zo wezenlijk kunnen verschillen, zodat eiser niet kan worden gevolgd in zijn verklaring dat de relatie met [A] een liefdesrelatie betrof. Verweerder heeft terecht overwogen dat daarom ook de verklaring over het incident met [A] waarbij zij samen in bed zouden zijn betrapt door de broer van [A] niet geloofwaardig wordt geacht, nog los van de verklaringen die verweerder niet overtuigend heeft geacht. Zonder nadere toelichting valt immers niet in te zien dat in een land waar homoseksualiteit niet geaccepteerd wordt, eiser niet kan verklaren over eventuele maatregelen ter voorkoming van een betrapping, dan wel een zekere voorzichtigheid op dit punt.
Eiser heeft voorts onvoldoende concreet en gedetailleerd verklaard over J.B., met wie eiser een relatie zou hebben gehad van 2015 tot 2018. Eiser verklaart dat [C] ongeveer 29 jaar is, maar weet noch zijn achternaam, noch zijn woonplaats. In de correcties en aanvullingen op het eerste gehoor wordt door de gemachtigde van eiser als woonplaats [plaats] genoemd, zonder dat wordt uitgelegd waarom eiser dit niet zelf heeft kunnen vertellen in zijn gehoor. Verweerder acht dit terecht bevreemdend, gelet op het gegeven dat eiser de relatie een liefdesrelatie noemt, hetgeen duidt op een diepgaande en persoonlijke verbondenheid. Eiser heeft verder summier verklaard over zijn verliefde gevoelens of zijn gedachten ten aanzien van zijn liefde voor [C] Verweerder heeft daarbij overwogen dat de relatie complex was, gelet op de door eiser gestelde gedwongen seksuele handelingen. Dit leidt niet tot een andere conclusie, nu ook op dit punt van eiser mag worden verwacht te kunnen verklaren over de impact van de gestelde dwang op hun relatie, dan wel over de gevoelens of emoties op dit punt. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat er geen overtuigingskracht uitgaat van de (summiere) verklaringen van eiser over deze gestelde relatie.
Verweerder heeft terecht overwogen dat eiser in Liberia een zekere bekendheid genoot als topsporter in Liberia. Eiser maakt deel uit van de jeugdselectie atletiek en heeft Liberia vertegenwoordigd tijdens de Jeugd Olympische Spelen in Argentinië. Dit gegeven laat zich niet rijmen met eisers verklaringen over de structurele onveiligheid die hij op straat in Liberia zou hebben ondervonden. Eiser verklaart hierover in het nader gehoor (pagina 32 en 33): ‘Mensen houden niet van gays, dat is de reden dat ik altijd aan het rennen ben. Dit gebeurt elke dag’.
De rechtbank overweegt voorts dat verweerder heeft mogen tegenwerpen dat eiser weliswaar ten tijde van het latere gehoor op 29 april 2019 enige kennis bleek te hebben van belangengroepen voor LHBTI-ers in Liberia, maar dat niet is gebleken dat deze betrokkenheid werkelijk persoonlijk van aard is en dat de kennis voor eiser van (meer dan algemene) betekenis is. Daarbij heeft verweerder het bevreemdingwekkend mogen achten dat eiser in het eerste nader gehoor op 24 maart 2019 nog summier en vaag heeft verklaard over deze organisaties. Eiser is in dat gehoor blijven steken in vage verklaringen, hoewel hij bij herhaling in de gelegenheid is gesteld zijn kennis op dit punt te tonen. In het latere nader gehoor heeft eiser wel uitvoeriger verklaard en een concrete opsomming kunnen geven. Verweerder constateert terecht een discrepantie op dit punt tussen het eerste nader gehoor en latere nader gehoor.
6.3
De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat in voldoende mate rekening is gehouden met het FMMU-advies van 25 oktober 2018 en met de leeftijd van eiser, hetgeen ook blijkt uit het rapport nader gehoor AMV 12-18 jaar. Uit de rapporten van het eerste en nader gehoor blijkt ook dat zowel het eerste gehoor, als het nader gehoor op 24 maart 2019 (dus toen eiser nog 17 jaar oud was), hebben plaatsgevonden in aanwezigheid van een hulpverlener van VluchtelingenWerk Nederland. Bij het eerste gehoor heeft de betreffende hulpverlener aangegeven dat er af en toe problemen waren bij het spellen (pagina 13 van het eerste gehoor) en bij het nader gehoor op 24 maart 2019 heeft de betreffende hulpverlener desgevraagd aangegeven geen opmerkingen of aanvullingen te hebben (pagina 21 van het nader gehoor).
Terecht heeft verweerder er voorts in het bestreden besluit op gewezen dat het feit dat eiser zeventien of net achttien jaar is, niet maakt dat niet van hem kan worden verwacht dat hij inzicht geeft in zijn gevoelens en persoonlijke beleving van zijn homoseksualiteit en relaties. Het is aan eiser om zijn asielrelaas gedetailleerd en op een concrete wijze naar voren te brengen.
6.4
In aanvulling op de zienswijze is door eiser bij brief van zijn gemachtigde van 7 januari 2020 een brief overgelegd van de Stichting Rainbow d.d. 6 januari 2020, waaruit blijkt dat eiser de maandelijkse bijeenkomsten bezoekt. Blijkens de opsomming op pagina 2 van het bestreden besluit heeft verweerder dit stuk betrokken bij de besluitvorming.
Verder oordeelt de rechtbank hierover als volgt. Uit vaste jurisprudentie, onder meer de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 19 september 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3080), volgt dat voor de beantwoording van de vraag of een vreemdeling zijn gestelde seksuele gerichtheid (alsnog) aannemelijk heeft gemaakt, primair wordt gekeken naar de eigen verklaringen van de vreemdeling. Verklaringen van derden kunnen de gestelde homoseksuele geaardheid weliswaar nader onderbouwen, maar de geloofwaardigheid van de gestelde seksuele geaardheid van een vreemdeling kan niet slechts gestoeld worden op dergelijke verklaringen.
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat, gelet op hetgeen hiervoor onder 6.2 is overwogen over de eigen verklaringen van eiser, deze brief van Stichting Rainbow geen verandering brengt in de eerder ongeloofwaardig geachte geaardheid van eiser. Dat eiser de maandelijkse bijeenkomsten van Stichting Rainbow zoveel mogelijk bezoekt, is geen reden om de homoseksualiteit alsnog geloofwaardig te vinden. Datzelfde geldt voor de overgelegde verklaringen ten aanzien van de gestelde relatie van eiser met [B] . Ook hier geldt immers, dat het primair aan eiser is, om overtuigend te verklaren.
De stelling van de gemachtigde van eiser, dat eiser door verweerder aanvullend zou moeten worden gehoord over deze partner, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft eiser al uitgebreid in de gelegenheid gesteld om over zijn vermeende homoseksualiteit te verklaren. Niet valt in te zien, dat een aanvullend gehoor van eiser over de gestelde (en prille) relatie met [B] , een ander licht zou kunnen werpen op de tegenstrijdigheden en vaagheden in eisers verklaringen.
Dat zo’n aanvullend gehoor van eiser noodzakelijk zou zijn vanwege mogelijk toegedichte homoseksualiteit van eiser, volgt de rechtbank evenmin. Het gaat hier om een relatie die vanaf eind januari 2020 in Nederland zou zijn ontstaan tussen eiser en een 22-jarige man afkomstig uit Bonaire (zie schriftelijke verklaring van de heer [B] , productie 2 bij de aanvullende beroepsgronden van 10 maart 2020). Zoals volgt uit het voorgaande onder 6.2 heeft verweerder de homoseksualiteit en de problemen in Liberia vanwege deze geaardheid van eiser, niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Eiser heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat men in Liberia interesse zou hebben voor deze relatie, of hier zelfs maar van op de hoogte zou zijn.
6.5
Anders dan eiser stelt, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank ook overigens het referentiekader van eiser, waaronder begrepen niet alleen zijn leeftijd zoals hiervoor besproken onder 6.3,, maar ook zijn culturele achtergrond, voldoende betrokken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaringen.
De Afdeling heeft bij uitspraak van 6 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:341) in die zaak geoordeeld dat de staatssecretaris bij de inrichting van zijn hoor- en besluitvormingsproces in algemene zin voldoende rekening heeft gehouden met culturele aspecten, maar dat dit niet betekent dat dit in elke individuele zaak ook steeds het geval is. Als een vreemdeling aan de hand van landeninformatie, wetenschappelijke artikelen of een deskundigenrapport betoogt dat de staatssecretaris zijn verklaringen door een cultuurverschil verkeerd heeft begrepen of geduid, dan moet de staatssecretaris daar gemotiveerd op ingaan.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser in de onderhavige zaak geen informatie overgelegd die een nadere reactie of andere benadering van verweerder behoeft.
Het door de gemachtigde van eiser genoemde rapport van Buro Kleurkracht van 13 juni 2016 bevat geen op eiser toegespitst deel. Dat geldt wel voor de door eiser overgelegde rapportage van Asylum Support van 10 maart 2020. In laatstgenoemd rapport gaat het echter, anders dan in de zaak van de Afdeling van 6 februari 2020, niet om een objectieve beoordeling van de dialoog tussen eiser en de hoormedewerker, waarbij de mogelijkheid van miscommunicatie voortvloeiende uit de culturele achtergrond van eiser wordt bezien, maar om een beoordeling van het standpunt van de staatssecretaris over de geloofwaardigheid van de gestelde homoseksualiteit van eiser. Dit rapport is daarom niet objectief. Om deze reden heeft verweerder in dit rapport geen aanleiding hoeven te zien om de gestelde homoseksualiteit van eiser alsnog geloofwaardig te vinden.
6.6
De rechtbank concludeert dat verweerder niet ten onrechte, voldoende gemotiveerd en conform Werkinstructie 2018/9 en 2019/17, de verklaringen van eiser over zijn seksuele geaardheid en de problemen als gevolg van zijn geaardheid niet geloofwaardig heeft geacht. Nu eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd, heeft verweerder de asielaanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e van de Vw 2000. Wat eiser hierover naar voren brengt, volgt de rechtbank niet. Uit de besluitvorming blijkt, dat verweerder de verklaringen van eiser (mede) heeft bezien in het licht van de strafbaarheid van homoseksualiteit in het land van herkomst van eiser, te weten Liberia.
7. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiser tevens heeft kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c van de Vw 2000. Verweerder heeft in het bestreden besluit en in het (in het bestreden besluit ingelaste) voornemen verwoord dat eiser bij zijn asielaanvraag onjuiste identiteitsgegevens heeft verstrekt. Van iemand die de bescherming van de Nederlandse autoriteiten vraagt, mag worden verwacht naar waarheid te verklaren omtrent zijn identiteit. Verweerder heeft aan de verklaring van eiser dat hij een gevangenisstraf in Nederland vreesde als bekend zou worden dat hij atleet was, mogen voorbij gaan.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H.M. van Essen, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.