ECLI:NL:RBDHA:2020:2241
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek en wrakingsverbod in civiele procedure betreffende gezagsuitoefening
Op 9 maart 2020 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. dr. D.J.B. Bosscher. Verzoekster heeft de wraking van mr. C.J-A. Seinen aangevraagd, omdat zij meent dat de rechter vooringenomen is. Dit zou voortkomen uit een eerdere beslissing van de rechter in de hoofdzaak, waarin de rechter heeft besloten dat de Raad voor de Kinderbescherming alleen contra-indicaties voor een zorgregeling tussen verzoekster en haar minderjarige dochter zou onderzoeken, zonder ook de contra-indicaties voor zorg door de belanghebbende te betrekken. Verzoekster beschouwt deze beslissing als partijdig en getuigend van vooringenomenheid.
De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat een rechter niet gewraakt kan worden enkel op basis van een (tussen)beslissing, omdat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen dit niet toestaat. De wrakingskamer benadrukt dat wraking geen verkapt rechtsmiddel is en dat de rechterlijke onpartijdigheid wordt vermoed. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoekster geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die de schijn van partijdigheid objectief gerechtvaardigd maken.
Daarnaast heeft de wrakingskamer opgemerkt dat verzoekster eerder een wrakingsverzoek heeft ingediend dat is afgewezen, en dat de verzoeken van verzoekster hebben geleid tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat verzoekster het middel van wraking misbruikt om de voortgang van de procedure te frustreren. Daarom heeft de wrakingskamer besloten dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.