ECLI:NL:RBDHA:2020:2226
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning regulier wegens verbroken relatie en zwangerschap
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de intrekking van de verblijfsvergunning regulier van eiseres, een Nigeriaanse vrouw, die in het bezit was van een verblijfsvergunning onder de beperking verblijf als familie- of gezinslid bij haar referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de verblijfsvergunning ingetrokken op basis van het standpunt dat de relatie tussen eiseres en referent was verbroken. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat de ingezette echtscheiding slechts een test was en dat zij zwanger was van referent.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank overwoog dat de meldingen van referent, waarin hij de relatie als verbroken beschouwde, voldoende grond vormden voor de intrekking van de verblijfsvergunning. Eiseres had geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen en haar argumenten, waaronder de zwangerschap en een verklaring van referent, werden niet als voldoende bewijs gezien om aan te nemen dat de relatie nog bestond. De rechtbank concludeerde dat eiseres er niet in was geslaagd om aannemelijk te maken dat er geen sprake was van een verbroken relatie, en dat de omstandigheden die zij aanvoerde niet de conclusie rechtvaardigden dat de relatie duurzaam was voortgezet.
De rechtbank heeft ook het verzoek om aanhouding van de zaak afgewezen, omdat er geen aanleiding was om te wachten op de uitkomst van een mogelijke cassatieprocedure. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.