ECLI:NL:RBDHA:2020:2201

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2020
Publicatiedatum
13 maart 2020
Zaaknummer
C-09-586625- KG ZA 20-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van vervreemding van in beslag genomen voertuigen in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag werd behandeld, hebben eisers, waaronder de vennootschap ACK, een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Openbaar Ministerie. De eisers vorderden onder andere dat de Staat met het besluit tot vervreemding van in beslag genomen voertuigen een onrechtmatige daad begaat. De voertuigen, die in beslag waren genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar [eisende partij sub 2], werden door de officier van justitie aangemerkt voor vervreemding. De eisers voerden aan dat het Openbaar Ministerie onrechtmatig handelde door de vervreemding van de voertuigen door te zetten, zonder dat er voldoende bewijs was van een relatie tussen de voertuigen en de strafbare feiten waarvan [eisende partij sub 2] verdacht werd.

De mondelinge behandeling vond plaats op 13 januari 2020, waarna de voorzieningenrechter op 22 januari 2020 vonnis wees. De rechtbank oordeelde dat de rechtmatigheid van het beslag op de voertuigen niet ter discussie stond en dat de officier van justitie in redelijkheid tot de vervreemding had kunnen besluiten. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van de eisers af, met de overweging dat de wetgever de officier van justitie ruime beleidsvrijheid heeft gegeven bij het afgeven van een machtiging tot vervreemding. De rechtbank concludeerde dat de eisers niet hadden aangetoond dat de beslissing van het Openbaar Ministerie onrechtmatig was en dat de vorderingen derhalve niet voor toewijzing in aanmerking kwamen. Tevens werden de eisers veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/586625 / KG ZA 20/19
Vonnis in kort geding van 22 januari 2020 (bij vervroeging)
in de zaak van

1.[ACK] te [plaats 1] ,

2.
[eisende partij sub 2]te [plaats 2] ,
eisers,
advocaat mr. M.L. van Gessel te Amsterdam,
tegen:
de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Justitie en Veiligheid, meer specifiek het Openbaar Ministerie)te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. A.Th.M. ten Broeke te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk ook aangeduid als ‘ACK’. ‘ [eisende partij sub 2] ’ en ‘de Staat’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de door de Staat overgelegde producties;
- de bij de mondelinge behandeling door beide partijen overgelegde pleitnotities.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 januari 2020. Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[eisende partij sub 2] wordt verdacht van gewoontewitwassen, afpersing, bedreiging en deelname aan een criminele organisatie. [eisende partij sub 2] is middels de vennootschap [X B.V.] enig aandeelhouder van ACK.
2.2.
Op 18 juni 2019 zijn 47 personenauto’s in beslag genomen die werden aangetroffen in de bedrijfsruimten van ACK te [plaats 1] . Op 14 november 2019 heeft de officier van justitie een machtiging tot vervreemding verleend aan Domeinen Roerende Zaken voor dertien personenauto’s. Daarvan zijn zeven voertuigen al gegund naar aanleiding van een internetveiling. De officier van justitie heeft de vervreemdingsbeslissing ten aanzien van nog eens drie voertuigen ingetrokken. De drie resterende voertuigen zijn een Ferrari met kenteken [nummer 1] , een Opel Astra met kenteken [nummer 2] en een Maserati met kenteken [nummer 3] (hierna: de voertuigen). De voertuigen zullen worden aangeboden op de volgende internetveiling.
2.3.
Eisers hebben het Openbaar Ministerie (OM) verzocht af te zien van de aangekondigde vervreemding van de voertuigen. Bij e-mailbericht van 6 januari 2020 heeft de officier van justitie aan de advocaat van eisers bericht:
“Ik ga de verkoop van de voertuigen niet tegenhouden nu de beslissing is genomen i.v.m. de taxaties en overwegingen t.a.v. de opstalkosten en waardedaling bij opslag. Het beslag zal dan uiteraard blijven rusten op de opbrengsten (welke nu dus hoger zouden moeten zijn dan op een later moment).
Indien uw cliënt bijzondere redenen heeft om 1 of meer voertuigen retour te willen dan is eventueel denkbaar dat uw cliënt bijv. een geldbedrag gelijk aan de waarde ter beschikking stelt waar beslag op gelegd kan worden, waarop het / de betreffende voertuig(en) geretourneerd kunnen worden (...). Daar kan over in overleg worden getreden als uw cliënt daar zwaarwegende belangen bij heeft.”

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen, zakelijk weergegeven en na wijziging van eis:
I. te bepalen dat de Staat met het besluit tot vervreemding een onrechtmatige daad begaat jegens eisers;
II. de Staat te verbieden de voertuigen te vervreemden tot nadat [eisende partij sub 2] is gehoord als verdachte in het naar hem lopende onderzoek;
III. de Staat te gebieden in overleg te gaan met eisers teneinde te komen tot een voor alle partijen aanvaardbare oplossing.
3.2.
Daartoe voeren eisers – samengevat – het volgende aan. Het OM handelt onrechtmatig jegens eisers door de (voorgenomen) vervreemding van de voertuigen. Na afweging van alle betrokken belangen, in het bijzonder de stand van het onderzoek, had het OM in redelijkheid niet kunnen overgaan tot het afgeven van een machtiging daartoe. Uit het dossier blijkt onvoldoende van de relatie tussen de voertuigen van ACK en een mogelijk door [eisende partij sub 2] gepleegd strafbaar feit. Eerst uit het (nader) onderzoek zal moeten blijken of deze relatie daadwerkelijk bestaat en of de voertuigen die behoren aan ACK in de strafzaak van [eisende partij sub 2] verbeurd verklaard kunnen worden. De boekhouding die ten grondslag ligt aan de witwasverdenking is nog in onderzoek. Er is geen enkel stuk aan het strafdossier toegevoegd, zodat [eisende partij sub 2] in het duister tast over de omvang en aard van de verdenking.
Daarnaast is het door het OM gegeven argument om de verkoop van de voertuigen niet tegen te houden niet valide. Het merendeel van de in beslag genomen voertuigen betreft exclusieve auto’s die zeer waardevast zijn. Deze voertuigen stijgen eerder in prijs dan dat zij zullen dalen. Eisers kennen de gemaakte taxaties niet.
3.3.
De Staat voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Ter zitting is gebleken dat de inzet van dit kort geding is gereduceerd tot een drietal voertuigen, zoals eisers ook tot uitdrukking hebben gebracht in hun eiswijziging. De drie voertuigen behoren alle toe aan ACK. Daarmee staat vast dat [eisende partij sub 2] geen belang meer heeft bij het gevorderde, zodat de vorderingen zullen worden afgewezen voor zover die door hem zijn ingesteld. Eisers hebben nog aangevoerd dat niet is uitgesloten dat ook andere in beslag genomen voertuigen, die aan [eisende partij sub 2] toebehoren, op korte termijn zullen worden vervreemd, maar daar hebben de vorderingen die nu ter beoordeling voorliggen geen betrekking op.
4.2.
ACK vordert onder I te bepalen dat de Staat met het besluit tot vervreemding een onrechtmatige daad begaat jegens haar. Die vordering is een verklaring van recht en komt om die reden niet voor toewijzing in kort geding in aanmerking.
4.3.
ACK vordert onder II de Staat (vooralsnog) te verbieden de voertuigen te vervreemden. In dat kader stelt de voorzieningenrechter voorop dat op grond van artikel 117 Wetboek van Strafvordering (Sv) aan het OM de bevoegdheid toekomt om – voorafgaand aan een beslissing van de strafrechter met betrekking tot in beslag genomen goederen – over te gaan tot vervreemding of vernietiging van voorwerpen, voor zover deze niet geschikt zijn voor opslag, de kosten van bewaring niet in een redelijke verhouding tot de waarde van de goederen staan dan wel de goederen vervangbaar zijn en de tegenwaarde hiervan eenvoudig kan worden bepaald. De Staat stelt terecht dat de wetgever hierbij in het bijzonder (ook) aan auto’s heeft gedacht. De wetgever heeft er daarnaast bewust voor gekozen om de afgifte door het OM van een machtiging tot vervreemding ex artikel 117 Sv niet vooraf door een rechter te laten toetsen (zie Kamerstukken II, 1993-1994, 23 693, nr. 3). Tegen een dergelijke machtiging staat ook geen beklag open op grond van artikel 552a Sv (zie HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:BN8503). Bij het wel of niet afgeven van een machtiging tot vervreemding komt de officier van justitie dus een ruime beleidsvrijheid toe. Dat betekent dat slechts sprake kan zijn van onrechtmatig handelen aan de zijde van de Staat als moet worden geoordeeld dat het OM, na afweging van alle betrokken belangen, in redelijkheid niet tot het afgeven van de desbetreffende machtiging had kunnen komen.
4.4.
In deze zaak staat de rechtmatigheid van het beslag op de voertuigen niet ter discussie, zodat daarvan moet worden uitgegaan. Ook de rechtmatigheid van de vervolging van [eisende partij sub 2] , die de enige eigenaar is van ACK, ligt niet ter beoordeling aan de voorzieningenrechter voor. De Staat is dan ook niet gehouden nader onderzoek in de strafzaak van [eisende partij sub 2] af te wachten. De voertuigen zijn ruim een half jaar geleden in beslag genomen en het is een feit van algemene bekendheid dat auto’s in het algemeen in waarde verminderen. ACK heeft niet onderbouwd dat dat in het geval van deze specifieke voertuigen anders is. Daarbij komt dat de opslag van personenauto’s substantiële kosten meebrengt en dat de Staat onweersproken heeft aangevoerd dat het zonder goede grond laten voortduren van beslag op auto’s capaciteitsproblemen oplevert. Onder deze omstandigheden kan niet worden geconcludeerd dat de officier van justitie in redelijkheid niet tot het afgeven van de machtiging tot vervreemding had kunnen komen. De vordering als genoemd onder II zal dan ook worden afgewezen.
4.5.
Ook de vordering als genoemd onder III komt niet voor toewijzing in aanmerking. Voor toewijzing van die vordering bestaat geen rechtsgrond. Overigens blijkt uit het e-mailbericht van 6 januari 2020 van de officier van justitie dat zij [eisende partij sub 2] heeft uitgenodigd in overleg te treden over het retourneren van een of meer voertuigen onder bepaalde voorwaarden.
4.6.
Eisers zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt eisers in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 1.636,--, waarvan € 980,-- aan salaris advocaat en € 656,-- aan griffierecht;
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2020.
hvd