ECLI:NL:RBDHA:2020:2200
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot plaatsing in een open inrichting en niet-ontvankelijkheid van de eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 januari 2020 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiser, een voormalig informant, vorderde om in aanmerking te komen voor plaatsing in een open inrichting. Eiser had in het verleden als informant gefunctioneerd en was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. Hij stelde dat hem toezeggingen waren gedaan over zijn detentieomstandigheden, maar de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het ministerie van Justitie en Veiligheid, betwistte deze claim. De mondelinge behandeling vond plaats op 8 januari 2020, waarbij de rechter oordeelde dat eiser niet-ontvankelijk was in zijn vorderingen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er een alternatieve rechtsgang beschikbaar was voor eiser om zijn verzoek om detentiefasering in te dienen bij de selectiefunctionaris. Eiser had al een dergelijk verzoek ingediend, en de rechter concludeerde dat hij het oordeel van de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming kon afwachten. Eiser werd veroordeeld in de kosten van het geding, die op € 1.619,-- werden begroot, inclusief advocaatkosten en griffierecht.