ECLI:NL:RBDHA:2020:2052
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen in rekening gebrachte invorderingskosten in het kader van kwijtscheldingsprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 februari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland over de in rekening gebrachte invorderingskosten. Eiser betoogde dat de invorderingskosten ten onrechte waren opgelegd, omdat de kwijtscheldingsprocedure niet rechtsgeldig was afgesloten. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet had aangetoond dat hij een nieuw kwijtscheldingsverzoek moest indienen. De kwijtscheldingsprocedure was rechtsgeldig afgesloten, waardoor de invorderingskosten terecht in rekening waren gebracht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in totaal € 273,90 aan aanslagen watersysteemheffing en zuiveringsheffing had ontvangen, welke hij niet had betaald. Eiser had meerdere kwijtscheldingsverzoeken ingediend, maar deze waren afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de invorderingskosten, die door verweerder in rekening waren gebracht, in overeenstemming waren met de wettelijke bepalingen. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat de kosten onterecht waren opgelegd.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.