Uitspraak
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Procedure
- de dagvaarding van 27 augustus 2019 met producties,
- de conclusie van antwoord met producties.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kantonrechter te Leiden op 15 januari 2020 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen een eiser, gevestigd te Zoeterwoude, en een gedaagde, wonende te 's-Gravenhage, betreffende de ontbinding van een huurovereenkomst en de ontruiming van de gehuurde bedrijfsruimte. De eiser, vertegenwoordigd door mr. Y.A. Rampersad, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst op grond van huurachterstand en verschuldigde contractuele boetes. De huurovereenkomst was op 1 maart 2018 gesloten en de huurprijs bedroeg € 38.400,00 per jaar, met een huurkorting voor juli en augustus 2018. De gedaagde, die in persoon procedeerde, voerde aan dat hij niet aansprakelijk was voor de huurachterstand omdat de eenmanszaak waar hij voor verantwoordelijk was, was opgeheven en alle rechten en plichten waren overgegaan naar een nieuwe coöperatie.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde, ondanks de oprichting van de nieuwe coöperatie, aansprakelijk bleef voor de huurachterstand. De rechter verwierp het verweer van de gedaagde dat hij niet gedagvaard had moeten worden, omdat hij als nieuwe huurder aansprakelijk was voor de huurachterstand die was ontstaan. De rechter oordeelde dat de eiser recht en belang had bij de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde, gezien de ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst door de gedaagde.
De kantonrechter heeft de vordering van de eiser toegewezen, waarbij de gedaagde werd veroordeeld om de gehuurde bedrijfsruimte binnen veertien dagen te ontruimen en de achterstallige huurpenningen en contractuele boetes te betalen. De rechter heeft ook de proceskosten aan de gedaagde opgelegd. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.