ECLI:NL:RBDHA:2020:1863

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 januari 2020
Publicatiedatum
4 maart 2020
Zaaknummer
8010316 CV EXPL 19-3918
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming bedrijfsruimte wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter te Leiden op 15 januari 2020 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen een eiser, gevestigd te Zoeterwoude, en een gedaagde, wonende te 's-Gravenhage, betreffende de ontbinding van een huurovereenkomst en de ontruiming van de gehuurde bedrijfsruimte. De eiser, vertegenwoordigd door mr. Y.A. Rampersad, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst op grond van huurachterstand en verschuldigde contractuele boetes. De huurovereenkomst was op 1 maart 2018 gesloten en de huurprijs bedroeg € 38.400,00 per jaar, met een huurkorting voor juli en augustus 2018. De gedaagde, die in persoon procedeerde, voerde aan dat hij niet aansprakelijk was voor de huurachterstand omdat de eenmanszaak waar hij voor verantwoordelijk was, was opgeheven en alle rechten en plichten waren overgegaan naar een nieuwe coöperatie.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde, ondanks de oprichting van de nieuwe coöperatie, aansprakelijk bleef voor de huurachterstand. De rechter verwierp het verweer van de gedaagde dat hij niet gedagvaard had moeten worden, omdat hij als nieuwe huurder aansprakelijk was voor de huurachterstand die was ontstaan. De rechter oordeelde dat de eiser recht en belang had bij de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde, gezien de ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst door de gedaagde.

De kantonrechter heeft de vordering van de eiser toegewezen, waarbij de gedaagde werd veroordeeld om de gehuurde bedrijfsruimte binnen veertien dagen te ontruimen en de achterstallige huurpenningen en contractuele boetes te betalen. De rechter heeft ook de proceskosten aan de gedaagde opgelegd. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Zittingsplaats Leiden
JdG
Rolnr.: 8010316 \ CV EXPL 19-3918
Datum: 15 januari 2020

Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

[eiser]
gevestigd te Zoeterwoude,
eisende partij,
gemachtigde: mr. Y.A. Rampersad,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te 's-Gravenhage,
gedaagde partij,
procederende in persoon.
Partijen worden aangeduid als “ [eiser] ” en “ [gedaagde] ”.

Procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 27 augustus 2019 met producties,
  • de conclusie van antwoord met producties.
Na conclusie van antwoord is een inlichtingen- en schikkingscomparitie gelast.
De comparitie is gehouden op 2 december 2019; van het verhandelde is aantekening gehouden. De gemachtigde van [eiser] heeft spreekaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
Voorafgaande aan en ter voorbereiding van de comparitie heeft [eiser] nog producties 8 tot en met 11 overgelegd.
Het vonnis is bepaald op heden.

Feiten

Op grond van de onweersproken inhoud van de stukken gaat de kantonrechter van het volgende uit.
[eiser] heeft op 1 maart 2018 een huurovereenkomst gesloten met [partij] (hierna: [partij] ), de rechtsvoorgangster van de eenmanszaak van [gedaagde] , ter zake de bedrijfsruimte op de begane grond en eerste verdieping aan de [adres] te Zoeterwoude.
De huur is ingegaan op 1 mei 2018 voor een (eerste) periode van tien jaar, derhalve tot 1 mei 2028.
De huurprijs bedraagt € 38.400,00 per jaar, te vermeerderen met 3% btw.
Voor de maanden juli en augustus 2018 zijn partijen een huurkorting overeengekomen, waardoor de huurprijs over deze maanden € 2.060,00 inclusief btw bedraagt.
Zeer kort na het ondertekenen van de huurovereenkomst heeft [partij] middels een overeenkomst tot indeplaatsstelling de huurrechten overgedragen aan [eenmanszaak] , de eenmanszaak van [gedaagde] . Deze overeenkomst is getekend door [gedaagde] , als vertegenwoordiger van [partij] en van [eenmanszaak] , alsmede door [naam] namens [eiser] .
Op 8 augustus 2018 is in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel geregistreerd dat de onderneming [eenmanszaak] met ingang van 7 augustus 2018 is overgedragen aan de [U.A.]
Op 7 mei 2019 is in het Handelsregister geregistreerd dat de ontbonden rechtspersoon [U.A.] is opgehouden te bestaan.

Vordering

[eiser] vordert bij dagvaarding, uitvoerbaar bij voorraad:
1. de huurovereenkomst met betrekking tot de gehuurde bedrijfsruimte aan de [adres] te Zoeterwoude te ontbinden;
2. [gedaagde] te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis, de gehuurde bedrijfsruimte te ontruimen en te verlaten en aldus ontruimd en verlaten te houden en onder afgifte van de sleutels te vrije en algehele beschikking van [eiser] te stellen;
3. [gedaagde] te veroordelen aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de achterstallige huurpenningen, berekend tot en met 1 augustus 2019, ten bedrage van € 29.443,00;
4. [gedaagde] te veroordelen aan [eiser] te betalen tegen behoorlijk bewijs van kwijting de verschuldigde contractuele boetes, berekend tot en met 1 augustus 2019, ten bedrage van € 121.650,00;
5. [gedaagde] te veroordelen aan [eiser] te betalen de huurpenningen, tot aan de datum waarop de huurovereenkomst zal zijn geëindigd en het gehuurde zal zijn ontruimd;
6. [gedaagde] te veroordelen aan [eiser] te betalen tegen behoorlijk bewijs van kwijting een schadevergoeding ter grootte van een bedrag gelijk aan de gederfde huurbetalingen vanaf de datum van ontbinding tot en met 30 april 2028 althans een schadevergoeding ter grootte van een bedrag als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
7. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
[eiser] legt aan haar vordering ten grondslag dat sprake is van een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst door [gedaagde] waardoor van [eiser] niet langer gevergd kan worden dat zij [gedaagde] nog langer in het gehuurde laat. [eiser] heeft er recht en belang bij dat de huurovereenkomst wordt ontbonden en het gehuurde op de kortst mogelijke termijn zal worden ontruimd.
Sedert augustus 2018 heeft [gedaagde] een huurachterstand laten ontstaan; hij doet in het geheel geen huurbetalingen (meer).
Door [eiser] is [gedaagde] herhaaldelijk gesommeerd tot betaling van de huur.
[eiser] heeft nooit ingestemd met de overdracht van de huurrechten van de eenmanszaak [eenmanszaak] naar de [U.A.] .
Ter zitting heeft de gemachtigde van [eiser] aangegeven dat de huurachterstand is opgelopen tot een bedrag van € 43.259,80, berekend tot en met de huur december 2019.

Verweer

[gedaagde] heeft in de eerste plaats opgeworpen dat de verkeerde is dagvaard. Hij wijst erop dat de eenmanszaak [eenmanszaak] niet meer bestaat en dat alle rechten en plichten zijn overgegaan naar de [U.A.] [gedaagde] voert aan dat hij privé niet aansprakelijk is voor de huurachterstand.
[eiser] heeft zich niet gehouden aan de destijds met [gedaagde] gemaakte afspraak dat het gehuurde leeg opgeleverd zou worden en het huurcontract zou stoppen omdat [gedaagde] de huur niet meer kon betalen.
Tot slot voert [gedaagde] als verweer aan dat hij geen financiële middelen heeft om huurschuld te betalen.

Beoordeling

[gedaagde] heeft als verweer aangevoerd dat niet hij gedagvaard diende te worden omdat alle rechten en plichten van de eenmanszaak [eenmanszaak] zijn ingebracht in de [U.A.] . De kantonrechter verwerpt dit verweer. Middels de overeenkomst indeplaatsstelling heeft [eiser] ingestemd met de overneming van de huur door [gedaagde] . [gedaagde] heeft die overeenkomst getekend namens [partij] in zijn hoedanigheid van eigenaar van de eenmanszaak [eenmanszaak] . Daarmee is [gedaagde] , als nieuwe huurder, aansprakelijk voor de ontstane huurachterstand. Dat [gedaagde] nadien op enig moment de [U.A.] heeft opgericht, ontslaat hem niet uit zijn aansprakelijkheid. [eiser] heeft immers (ook) niet ingestemd met een indeplaatsstelling van de [U.A.] . Dit leidt ertoe dat [gedaagde] in privé aansprakelijk is.
Wat betreft het verweer dat [eiser] zich niet heeft gehouden aan haar met [gedaagde] gemaakte afspraken oordeelt de kantonrechter dat het [eiser] vrij stond om terug te komen op eerder gemaakte afspraken nu uit de e-mailwisseling van 9 april 2019 tussen [eiser] en [gedaagde] voldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagde] zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst niet nakomt.
[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde. Evenmin heeft hij de hoogte van de gevorderde huurachterstand en de contractuele boetes betwist. De vordering is dan ook toewijsbaar met inachtneming van het volgende.
De door [eiser] gevorderde schadevergoeding voor iedere maand die na de ontbinding van de huurovereenkomst verloopt tot de overeengekomen einddatum van de huurovereenkomst zal slechts gedeeltelijk worden toegewezen. De gevorderde schade zal worden toegewezen tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt. Toewijsbaar is voorts een schadevergoeding ter grootte van drie maanden huur na de maand van ontruiming van het gehuurde. Over het meer gevorderde kan op dit moment niet met voldoende zekerheid worden aangenomen dát die schade ook werkelijk zal optreden. Eventueel nadien door [eiser] geleden schade zal zij zo nodig in een afzonderlijke procedure dienen te vorderen.
De financiële problemen van [gedaagde] zijn, hoe vervelend ook voor hem, privéomstandigheden die [eiser] niet aangaan en geen reden opleveren de toewijzing van de vordering achterwege te laten.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.

Beslissing

De kantonrechter:
- ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde aan de [adres] te Zoeterwoude;
- veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis met al wie en al wat zich daarin van de zijde van [gedaagde] mocht bevinden te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [eiser] te stellen;
- veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
a. een bedrag van € 29.443,00 ter zake huurachterstand tot en met augustus 2019;
b. een bedrag van € 121.650,00 ter zake contractuele boetes tot en met augustus 2019;
c. een bedrag van € 3.296,00 (exclusief eventuele huurverhoging) voor iedere maand gedurende welke [gedaagde] het gehuurde met ingang van september 2019 in bezit zal houden een ingegane maand voor een hele maand gerekend;
d. de schade met betrekking tot de na de maand van ontruiming resterende contractsperiode ter grootte van drie maanden huur zijnde € 10.125,30 en verklaart [eiser] voor het overige in die schadevordering niet ontvankelijk;
- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding tot hiertoe aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 2.735,52, waarvan € 1.680,00 aan salaris voor de gemachtigde van [eiser] , een en ander onverminderd de eventueel over deze kosten verschuldigde btw;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. G.M.A. van Zaltbommel-Uittenbogaard en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 januari 2020.