ECLI:NL:RBDHA:2020:1839
Rechtbank Den Haag
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning en oplegging inreisverbod wegens ernstige bedreiging voor de openbare orde
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 januari 2020 uitspraak gedaan in een bodemprocedure over de intrekking van de verblijfsvergunning van eiser, een man van Marokkaanse nationaliteit, en de oplegging van een inreisverbod voor de duur van tien jaar. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 26 oktober 2017 besloten om de verblijfsvergunning van eiser in te trekken, omdat hij een ernstige bedreiging voor de openbare orde vormde door zijn criminele verleden, waaronder veroordelingen voor doodslag en andere ernstige misdrijven. Eiser had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard in een besluit van 7 januari 2019. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd heeft dat eiser geen positieve gedragsverbetering heeft laten zien en dat hij nog steeds een actuele en ernstige bedreiging vormt voor de samenleving. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de stelling dat de intrekking van de verblijfsvergunning niet aan het Unierechtelijke openbare orde-criterium is getoetst, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris op goede gronden heeft aangenomen dat de inmenging in het privéleven van eiser gerechtvaardigd is, gezien de ernst van de gepleegde misdrijven en het risico op recidive. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de beslissing van de staatssecretaris.