Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het op 28 januari 2020 ingekomen verzoekschrift,
- de antwoordbrief van [verweerster] van 9 februari 2020,
- het e-mailbericht van [Naam] namens [verweerster] van 6 juli 2020.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 16 juli 2020 een beschikking gegeven in een rekestprocedure waarin de curator van het faillissement van [Naam] verzocht om machtiging om een woning te gelde te maken. De curator, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Meijer, heeft aangevoerd dat de woning voor de onverdeelde helft toebehoort aan [Naam] en voor de andere helft aan zijn ex-echtgenote, [verweerster]. De woning wordt momenteel bewoond door [Naam], terwijl [verweerster] elders woont. De curator heeft aangegeven dat er een hypothecaire lening van € 394.000,-- is afgesloten voor de woning en dat de maandlasten € 1.054,59 bedragen. Ondanks eerdere afspraken en een volmacht van [verweerster] om de verkoop te faciliteren, heeft zij haar medewerking ingetrokken en is [Naam] niet bereid om mee te werken aan de verkoop. De curator heeft daarom de rechtbank verzocht om machtiging om de woning te verkopen, aangezien het aandeel van [Naam] in de woning valt in de faillissementsboedel en er een verplichting is om de activa te verzilveren ten behoeve van de schuldeisers. De rechtbank heeft geoordeeld dat de door de curator aangevoerde gronden een gewichtige reden vormen om het verzoek toe te wijzen, aangezien [verweerster] niet is verschenen ter zitting en haar verweer niet voldoende is onderbouwd. De rechtbank heeft de curator gemachtigd om de woning te gelde te maken, zonder dat de keuze van de makelaar aan [verweerster] wordt gelaten.