ECLI:NL:RBDHA:2020:15483

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 december 2020
Publicatiedatum
24 maart 2023
Zaaknummer
C/09/568457 / FA RK 19-1219
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en zorgregeling voor minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 december 2020 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die in 2015 in Servië zijn gehuwd en samen een minderjarig kind hebben. De vrouw heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken en heeft daarnaast diverse nevenvoorzieningen verzocht, waaronder het voortgezet gebruik van de echtelijke woning, de uitsluiting van pensioenverevening, en de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van hun kind bij haar. De man heeft zich gerefereerd aan het verzoek tot echtscheiding, maar heeft verweer gevoerd tegen de nevenvoorzieningen, met name met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van het kind en de zorgregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag over hun kind uitoefenen en dat de hoofdverblijfplaats van het kind bij de moeder zal zijn, gezien de huidige situatie en de ontwikkeling van het kind. De rechtbank heeft ook een zorgregeling vastgesteld, waarbij het kind om de veertien dagen bij de vader verblijft. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw tot eenhoofdig gezag en voornaamswijziging van het kind afgewezen. De rechtbank heeft de man verzocht om mee te werken aan de uitvoering van de zorgregeling en heeft de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot voornaamswijziging. De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummers: FA RK 19-1219 (echtscheiding) en FA RK 20-123 (afwikkeling huwelijksvermogensregime)
Zaaknummers: C/09/568457 (echtscheiding) en C/09/586986 (afwikkeling huwelijksvermogensregime)
Datum beschikking: 10 december 2020

Echtscheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 14 februari 2019 ingekomen verzoek van:

[naam01] ,

de vrouw/de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaten voorheen: mr. E.J. Kim-Meijer te ’s-Gravenhage en mr. M. Groenleer te ’s-Gravenhage , nu zonder advocaat.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[naam02] ,

de man/de vader,
ten tijde van indiening van het verzoekschrift geregistreerd in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP) als wonende te [woonplaats] ,
met ingang van 15 februari 2019 in de BRP geregistreerd als geëmigreerd naar de Bondsrepubliek Duitsland ,
advocaat voorheen: mr. E.M.T. van Ruitenbeek-de Bekker te ’s-Gravenhage ,
advocaat nu: mr. M.E.M. Beijersbergen te ’s-Gravenhage .

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift van de vrouw van 13 februari 2019;
  • het F9-formulier van 3 juni 2019 van de vrouw, met als bijlage de originele huwelijksakte;
  • het verweerschrift van de man van 30 juli 2019, met zelfstandige verzoeken;
  • het verweerschrift van de vrouw van 24 oktober 2019 tegen de zelfstandige verzoeken van de man van 30 juli 2019, met aanvullende/gewijzigde verzoeken;
  • het F9-formulier van 29 oktober 2019 van de vrouw, met als bijlage de bij het verweerschrift van 24 oktober 2019 behorende productielijst;
  • het verweerschrift van de man van 20 december 2019 tegen de aanvullende verzoeken van de vrouw van 24 oktober 2019;
  • de brieven van 21 januari 2020 van partijen, waarin namens de man wordt verzocht om voeging van de voorlopige voorzieningenprocedure en de echtscheidingsprocedure en namens de vrouw daartegen bezwaar is gemaakt;
  • het F9-formulier van 12 februari 2020 van de man, met als bijlage het formulier verdelen en verrekenen;
  • het rapport en advies van de Raad voor de Kinderbescherming te [plaats 1] (hierna: de Raad) van 21 augustus 2020, met kenmerk [kenmerk] ;
  • de brief van de Raad van 20 oktober 2020, met daarin een wijziging van het eerder genomen raadsbesluit over de zorgregeling;
  • de brief van de Raad van 27 oktober 2020, met bijlagen;
  • de brief van 2 november 2020 van de vrouw, waarin zij haar verzoeken gewijzigd en aanvult, met bijlagen;
  • de brief van 2 november 2020 van de man, met bijlagen;
  • de brief van 11 november 2020 van de man.
Op 12 november 2020 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vrouw, vergezeld door de tolk (Nederlands/Engels) [tolk 2] en nadien door de [tolk 3] en (ten tijde van de zitting nog) bijgestaan door mr. M. Groenleer ;
  • de man, vergezeld door de tolk (Nederlands/Engels) [tolk 1] en nadien door de [tolk 3] en bijgestaan door zijn advocaat;
  • mevrouw [medewerker RvdK] namens de Raad.
Van de zijde van de man zijn ter zitting pleitnotities overgelegd. Namens de vrouw zijn ter zitting nog salarisspecificaties overgelegd.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de vrouw strekt tot:
het uitspreken van de echtscheiding, met (gewijzigde) nevenvoorzieningen tot:
voortgezet gebruik van de echtelijke woning en de daarbij behorende inboedel;
bepaling dat pensioenverevening als bedoeld in de Wet Verevening Pensioenrechten is uitgesloten;
bekrachtiging van de overeenkomst van 15 december 2018, alsmede vaststelling van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap conform het echtscheidingsconvenant dat partijen hopelijk nog gaan tekenen;
primair:bepaling dat aan de moeder voortaan alleen het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] zal toekomen;
subsidiair:de moeder toestemming te verlenen, welke de toestemming van de vader vervangt:
- om met [voornaam minderjarige] vrijuit in Europa (inclusief Servië ) te kunnen reizen;
- om het paspoort en identiteitsbewijs voor [voornaam minderjarige] te kunnen vervangen;
- voor medische en psychologische behandelingen van [voornaam minderjarige] ;
- om schoolkeuzes voor [voornaam minderjarige] te maken en beslissingen te kunnen nemen over buitenschoolse opvang en invulling van vrije tijd;
bepaling van de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige] bij de moeder;
vaststelling van een voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) dan wel omgangsregeling tussen de vader en [voornaam minderjarige] van 3 uur per veertien dagen, onder begeleiding, waarbij de dagen waarop de omgang plaatsvindt worden bepaald in overleg tussen partijen en de begeleider;
wijziging van de voornaam van [voornaam minderjarige] in [voornaam minderjarige 2] ;
vaststelling een door de vader, met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna: kinderalimentatie) van [voornaam minderjarige] van € 2.092,- per maand;
de moeder toestemming te verlenen, welke de toestemming van de vader vervangt, om:
1. gedurende het schooljaar 2020/2021 – indien mogelijk – te allen tijde naar Servië af te kunnen reizen met [voornaam minderjarige] , al waar zij met [voornaam minderjarige] zal verblijven op het adres [adres 2] , [postcode 2] [plaats 2] , Servië , waarbij de vader vanzelfsprekend geïnformeerd wordt over de duur van het verblijven;
2. de paspoorten en identiteitsbewijzen van [voornaam minderjarige] te vervangen ex artikel 34 lid 2 van de Paspoortwet;
toedeling van de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] ( [postcode 1] ) aan de vrouw voor een waarde van € 367.000,-, onder de opschortende voorwaarde dat de man wordt ontslagen van zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld bij de [bank] met nummer [rekeningnummer 1] , zonder verrekening;
veroordeling van de man om mee te werken aan zijn ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening bij [bank] met nummer [rekeningnummer 2] en aan de levering van de woning aan de vrouw en daarbij te bepalen dat bij gebreke van de medewerking van de man deze beschikking op grond van artikel 3:300 BW in de plaats treedt van een tot levering van de woning bestemde akte(n), met ingang van de dag gelegen één maand na betekening van de beschikking;
toedeling van het appartement aan de [adres 3] in [plaats 2] , Servië aan de man voor een waarde van € 143.000,- zonder verrekening;
toedeling van de gezamenlijke bankrekening bij de [bank] met nummer [rekeningnummer 3] aan de man en daarbij de man te veroordelen om aan de wijziging van de tenaamstelling mee te werken en te bepalen dat bij gebrek aan de medewerking van de man deze beschikking op grond van artikel 3:300 BW in de plaats treedt van de toestemming van de man, met ingang van de dag gelegen één maand na betekening van de beschikking;
bepaling dat als het [bedrijfsnaam] software project in de toekomst geld oplevert, dit geld voor 70% aan de man toekomt en voor 30% aan de vrouw, met veroordeling van partijen elkaar te informeren over het project binnen 10 dagen na het verzoek van de andere partij,
primair:
toedeling van de economische eigendom van 50% van de aandelen van de man in [bedrijf] (1%) aan de vrouw en daarbij de man te veroordelen zijn medewerking te verlenen aan de levering van dit economische eigendom en te bepalen dat bij gebrek aan de medewerking van de man deze beschikking op grond van artikel 3:300 BW in de plaats treedt van:
- een tot levering van de economische eigendom bestemde overeenkomst;
- een tot registratie (via een Duitse notaris) van genoemde overeenkomst, die de relatie regelt tussen de juridisch eigenaar van 1% van de aandelen in [bedrijf] (de man) en de economisch eigenaar van de aandelen van de man (de vrouw);
- een tot levering van de economische eigendom bestemde akte, met bepaling dat de kosten van deze akte gelijdelijk door partijen zullen worden gedragen;
veroordeling van de man om alle revelante informatie en onderliggende documentatie met betrekking tot dividenden (bijvoorbeeld hoeveel dividend is uitgekeerd of zal worden uitgekeerd, hoeveel winst wordt gemaakt en wanneer, en alle informatie die nodig is voor fiscale doeleinden- bijvoorbeeld de bedrijfswaarde aan het einde van en boekjaar- ) en alle verkoopwinsten met betrekking tot het bezit van aandelen in [bedrijf] binnen 10 werkdagen na ontvangst van deze informatie of na verzoek om informatie aan de vrouw te verstrekken;
veroordeling van de man om ten minste 50% netto dividenden (na Duitse belastingen) van zijn [bedrijf] -aandelen over te maken aan de vrouw, nu en in de toekomst, binnen 10 dagen na ontvangst, en de vrouw binnen genoemde termijn van bewijs te voorzien van de uitbetaalde dividenden;
veroordeling van de man om ten minste 50% netto winst (na Duitse belastingen) uit verkoop/overname of andere overdracht van zijn [bedrijf] -aandelen aan de vrouw over te maken, nu en in de toekomst, binnen 10 dagen na ontvangst, en de vrouw binnen genoemde termijn van bewijs te voorzien van de uitbetaalde dividenden;
veroordeling van de man om de jaarrekening van [bedrijf] binnen 10 dagen na ontvangst aan de vrouw te verstrekken en bij voorkeur zijn schatting van de bedrijfswaarde op 1 januari te geven, zodat de door de man verstrekte informatie kan worden gebruikt om de hoogte van de in Nederland betaalde belastingen te bepalen, welke informatie vertrouwelijk zal worden behandeld en alleen voor fiscale doeleinden zal worden gebruikt;
veroordeling van de man om in geval van dubbele belastingheffing aan de vrouw 50% te vergoeden van de aanvullende belastingen met betrekking tot de aandelen in [bedrijf] binnen 8 weken nadat zij op de hoogte is gebracht van het verschuldigde bedragen waarbij met aanvullende belastingen is bedoeld de extra belasting die in Nederland wordt geheven boven op de Duitse belasting die reeds is ingehouden in Duitsland ;
subsidiair:
veroordeling van de man om elk jaar 50% van de bruto dividenden (vóór) Duitse belastingen) die de man gerechtigd is uit zijn aandelen in [bedrijf] en/of 50% van andere brutowinsten (vóór Duitse belastingen) uit de aandelen van de man in [bedrijf] (bijvoorbeeld uit verkoop/overname/overdracht van aandelen) aan de vrouw over te maken binnen 10 dagen na ontvangst van de aandelen, vergezeld van documentatie met informatie over wat hij heeft ontvangen.
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De man refereert zich aan het door de vrouw onder I (echtscheiding), II (voortgezet gebruik van de echtelijke woning, III (uitsluiting van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding) en VIII (voornaamswijziging [voornaam minderjarige] ) verzochte. Ook refereert de man zich aan het door de vrouw onder IV verzochte, voor zover dat verzoek ziet op de bekrachtiging van de overeenkomst van 15 december 2019.
Tegen de overige verzoeken voert de man verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Daarnaast heeft de man nog zelfstandig verzocht:
de echtscheiding uit te spreken, met nevenvoorzieningen tot:
primair:
bepaling van de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige] bij de vader;
een twee wekelijkse reguliere zorgregeling tussen [voornaam minderjarige] en de moeder vast te stellen van één weekend per veertien dagen op een locatie in [plaats in Duitsland] en omgeving die voldoet aan redelijke maatstaven alsook om een vakantieregeling bij helfte vast te stellen, waarbij de moeder [voornaam minderjarige] mee zou kunnen nemen naar haar huis in [woonplaats] of naar een vakantiebestemming;
vaststelling van een door de moeder aan de vader te betalen kinderalimentatie volgens een nog nader in te dienen voorstel;
subsidiair:
in het geval de rechtbank het hoofdverblijf van [voornaam minderjarige] bij de moeder bepaalt:
1. vaststelling van een twee wekelijkse reguliere zorgregeling tussen [voornaam minderjarige] en de vader, van een weekend per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur, op een locatie in [woonplaats] en omgeving die voldoet aan redelijke maatstaven, alsook een vakantieregeling bij helfte vast te stellen, waarbij de vader [voornaam minderjarige] mee zou kunnen nemen naar zijn huis in [plaats in Duitsland] of naar een vakantiebestemming;
2. vaststelling van een door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie volgens een nog nader in te dienen voorstel,
een en ander met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De rechtbank heeft ter zitting beslist dat de hiervoor gedane verzoeken van de vrouw onder XI t/m XXII niet worden toegestaan en dus niet inhoudelijk zullen worden behandeld. Met de man, is de rechtbank van oordeel dat deze verzoeken in strijd met de goede procesorde zijn. Weliswaar zijn die verzoeken nog net binnen de tien dagentermijn door de vrouw ingediend, maar de verzoeken zijn zowel wat betreft de hoeveelheid – twaalf – als de materie, te omvangrijk om binnen zo’n korte termijn nog gedegen kennis van te nemen en voor de man om zich daartegen binnen zo’n korte termijn nog adequaat te kunnen verweren, zoals ook door hem aangevoerd. Ook ontbreken de achterliggende stukken om de verzoeken goed te kunnen beoordelen. De rechtbank acht de man dan ook in zijn procesbelang geschaad. Voor zover hetgeen de man in zijn brief van 11 november 2020 (ten aanzien van de toedeling van de aandelen [bedrijf] aan hem) heeft aangevoerd als (aanvullend) verzoek begrepen moet worden, zal ook dit verzoek, wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing worden gelaten.

Feiten

  • De vrouw en de man zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdatum] 2015 te [plaats 2] , Servië .
  • Zij zijn de ouders van het volgende nu nog minderjarige kind:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] .
  • De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] uit.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 10 maart 2019 is bij wijze van voorlopige voorzieningen bepaald:
  • dat de vader gerechtigd is om [voornaam minderjarige] één keer per veertien dagen op zaterdag van 10.00 uur tot 17.00 uur bij zich te hebben, te beginnen op zaterdag 21 maart 2020, waarbij het door de vader genoemde te huren huisje op [recreatiepark] als uitvalsbasis van deze voorlopige zorgregeling geldt;
  • de vader, met ingang van 13 februari 2019, een voorlopige kinderalimentatie van € 1.200,- per maand zal voldoen.
- In voornoemde beschikking is de Raad verzocht om een onderzoek te verrichten en daarover rapport en advies uit te brengen in deze echtscheidingsprocedure, waarbij het onderzoek in ieder geval de volgende vragen dient te betreffen:
  • op welke manier kan het onderlinge vertrouwen en de onderlinge communicatie tussen de ouders het beste hersteld worden;
  • welke zorgregeling is in het belang van [voornaam minderjarige] te achten en hoe kan die het beste tot stand worden gebracht?
  • is hulpverlening voor de ouders en/of [voornaam minderjarige] geïndiceerd, en zo ja, op welke hulpverlening is in dat geval aangewezen?
Verder heeft de rechtbank de Raad verzocht om te bezien of een beschermingsonderzoek nodig is en om al dan niet naar aanleiding daarvan een beschermingsmaatregel te verzoeken.
- Blijkens de door de rechtbank ambtshalve geraadpleegde BRP bezit de vrouw de Servische nationaliteit en zijn de man en [voornaam minderjarige] Burger van de Bondsrepubliek Duitsland . Volgens het verzoekschrift van de vrouw bezit [voornaam minderjarige] daarnaast de Servische nationaliteit.

Beoordeling

Echtscheiding
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de laatste gewone verblijfplaats van partijen in Nederland was en de vrouw daar in ieder geval nog verblijft, komt de Nederlandse rechter met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding op grond van artikel 3, eerste lid, van de Verordening van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheden en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (hierna: Brussel II-bis) rechtsmacht toe.
De rechtbank zal krachtens artikel 10:56, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding toepassen.
Ontvankelijkheid
Door de ouders is geen ouderschapsplan overgelegd overeenkomstig artikel 815 tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Nu het ouderschapsplan in de wet geformuleerd is als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding heeft de rechtbank de bevoegdheid het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, zesde lid, Rv).
Gelet op de complexe echtscheidingsproblematiek tussen partijen als gevolg waarvan zij geen overeenstemming kunnen bereiken over belangrijke zaken over [voornaam minderjarige] zoals de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling alsook dat crossborder mediation daarin geen verandering heeft kunnen brengen, is de rechtbank van oordeel dat het niet mogelijk is een door hen beiden akkoord bevonden ouderschapsplan over te leggen. De rechtbank zal daarom voorbij gaan aan het formele vereiste dat zowel de vrouw als de man een door beide ouders ondertekend ouderschapsplan dienen over te leggen en zal hen – nu aan de overige wettelijke formaliteiten is voldaan – ontvangen in hun over en weer gedane verzoeken tot echtscheiding.
Inhoudelijke beoordeling
Aangezien beide partijen stellen dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en beide partijen hebben verzocht de echtscheiding uit te spreken, zal de rechtbank de daartoe over een weer gedane verzoeken toewijzen.
Verzoeken met betrekking tot [voornaam minderjarige]
Rechtsmacht en toepasselijk recht
De gewone verblijfplaats van [voornaam minderjarige] is in Nederland. Dat betekent dat de Nederlandse rechter op grond van artikel 8 Brussel II-Bis bevoegd is om te beslissen op de verzoeken ten aanzien van gezag(beslissingen).
Op grond van artikel 15 van het HKBV (Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen, Trb. 1997, 299) zal de rechtbank Nederlands recht toepassen op deze verzoeken.
Gezag
Artikel 1:251a, eerste lid, BW bepaalt dat de rechter na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of één van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien a) er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zal raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of b) wijziging van het gezag anders in het belang van het kind noodzakelijk.
De moeder stelt dat bij gezamenlijk gezag ouderlijke verantwoordelijkheid hoort. Naar de mening van de moeder heeft de vader die niet genomen. Op 13 februari 2019 is hij immers vertrokken naar Duitsland zonder een passende vooraankondiging. Het is een bewuste en vrijwillige keuze van de vader om naar Duitsland te verhuizen, ver weg van [voornaam minderjarige] . Volgens de moeder had de vader ook in Nederland in de IT-branche werk kunnen vinden. Gesprekken over [voornaam minderjarige] gaat de vader uit de weg. Crossborder mediation heeft niets opgeleverd. Typerend is volgens de moeder dat de vader de Crossborder mediation heeft afgebroken. Het is dan ook niet mogelijk om met hem over [voornaam minderjarige] te communiceren. Daarbij komt ook dat, in de visie van de moeder, de vader gemaakte afspraken over de invulling van het gezinsleven niet is nagekomen. Hierdoor en doordat de vader de uitvoering van afspraken heeft vertraagd zonder enig overleg en overhaast heeft gehandeld, kan de moeder niet erop vertrouwen dat de vader zijn woord houdt als het gaat om gezinsaangelegenheden dan wel dat hij handelt in het belang van [voornaam minderjarige] . Het gebrek van vertrouwen van de moeder in de vader is ook gelegen in zijn verslavingsproblematiek. De moeder vertrouwt hem door het verleden niet met het gezag over [voornaam minderjarige] . Volgens de moeder mag het leven van [voornaam minderjarige] en dat van haarzelf niet worden gedicteerd door bureaucratie als er van de kant van de vader niet voldoende belangstelling is om bij het leven van [voornaam minderjarige] betrokken te zijn. Rapporteren over en om toestemming moeten vragen leidt tot extra inspanning en last. De moeder ziet dan ook niet hoe de ouders samen in goed overleg vorm zouden kunnen geven aan het ouderschap. Om de opgroei- en levensbehoeften van [voornaam minderjarige] te waarborgen en te voorkomen dat [voornaam minderjarige] verloren raakt tussen de ouders wil de moeder graag het eenhoofdig gezag zodat zij zorgeloos voor [voornaam minderjarige] kan zorgen en alle verplichtingen goed met haar werk en gezin kan combineren. Ook merkt de moeder op dat de vader niet voldoende aanwezig is en niet voldoende heeft geïnvesteerd in het leven van [voornaam minderjarige] om een geïnformeerde beslissing te kunnen nemen.
Voor het geval de rechtbank het verzoek van de moeder tot eenhoofdig gezag afwijst, dan verzoekt zij om het uitgekleed gezag om dezelfde redenen als hiervoor overwogen. In dat geval verzoekt de moeder haar vervangende toestemming te verlenen in brede zin om met [voornaam minderjarige] vrijuit in Europa (inclusief Servië ) te kunnen reizen, om het paspoort en identiteitsbewijs over [voornaam minderjarige] te kunnen vervangen, voor medische en psychologische behandelingen van [voornaam minderjarige] en om schoolkeuzes voor [voornaam minderjarige] te maken en beslissingen te kunnen nemen over buitenschoolse opvang en invulling van de vrije tijd van [voornaam minderjarige] .
De vader stelt dat het toekennen van eenhoofdig gezag dan wel uitgekleed gezag onverantwoord zou zijn. Hij maakt zich zorgen over het welzijn van [voornaam minderjarige] bij de moeder. Sinds zijn vertrek uit de echtelijke woning in februari 2019 wordt de vader naar eigen zeggen niet meer blootgesteld aan de rigide eisen van de moeder. Hierdoor functioneert hij als vanouds en heeft hij geen slaapproblemen meer. [voornaam minderjarige] heeft wel dagelijks met de moeder te maken. De moeder stelt in zijn contact met [voornaam minderjarige] eisen die alle perken te buiten gaan. Omdat de vader het contact met [voornaam minderjarige] boven alles stelt, heeft hij besloten om met alle eisen van de moeder met betrekking tot het contact tussen hem en [voornaam minderjarige] in te stemmen. De vader is geschokt over de wijze waarop de moeder hem meent te moeten afschilderen als een of andere verslaafde die niet in staat is om voor zichzelf of [voornaam minderjarige] te zorgen. De vader betwist dat sprake is van verslavingsproblematiek aan zijn kant. Hij heeft een verantwoordelijke baan en zou deze ook niet kunnen vervullen indien dit wel het geval zou zijn. Volgens de vader beperkt de communicatie zich tot tijdstippen en voorwaarden voor het contact met [voornaam minderjarige] en e-mails over bijvoorbeeld de kinderopvang en de schoolkeuze, waarvoor hij ook zijn toestemming heeft gegeven. Verder merkt de vader op dat hij nog nooit de toestemming aan de moeder heeft geweigerd om met [voornaam minderjarige] te reizen binnen Europa of voor de aanvraag van een paspoort. De vader zal dat ook niet doen als het paspoort verlengd moet worden. Ook zal hij natuurlijk toestemming geven voor noodzakelijke medische ingrepen. De vader wil betrokken zijn bij schoolkeuze of keuze voor kinderopvang. Ook bij de vrijetijdskeuzes wil de vader betrokken worden. Wanneer de moeder de vrije tijd van [voornaam minderjarige] geheel zou kunnen bepalen, is de vader bang dat de vrije tijd van [voornaam minderjarige] zodanig wordt ingepland dat er geen tijd is voor contact tussen dochter en vader.
De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat gelijkwaardig ouderschap het uitgangspunt is van de wet(gever). Daarbij hoort in beginsel ook het uitgangspunt dat beide ouders het gezag over hun kind gezamenlijk uitoefenen. Slechts in uitzonderingsgevallen is één ouder met het gezag belast. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een uitzonderingsgeval. Dat daarvan sprake zou zijn is door de moeder onvoldoende onderbouwd. Voor de rechtbank is voldoende duidelijk dat met name bij de moeder sprake is van een gebrek aan vertrouwen in de vader en zijn opvoedvaardigheden. Daarentegen heeft de vader last van de door hem ervaren (over)bezorgdheid van de moeder en de eisen die zij als gevolg daarvan aan te vader lijkt te willen stellen. Als gevolg daarvan ervaren beide ouders een moeizame samenwerkingsrelatie met de andere ouder. Daarvoor gaan de ouders echter een traject ouderschapsbemiddeling volgen om hierin in het belang van [voornaam minderjarige] verbetering te brengen. Dat traject zal naar verwachting op korte termijn gaan starten. Hoewel de communicatie tussen de ouders en de verstandhouding tussen de ouders aldus de nodige verbetering behoeft, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een situatie dat bij voortduring van het gezamenlijk gezag [voornaam minderjarige] klem of verloren zal raken en dat daarin binnen afzienbare tijd geen verbetering kan komen. Evenmin dat wijziging van het gezag van [voornaam minderjarige] anderszins in haar belang noodzakelijk is. Immers, de vader heeft onweersproken gesteld dat hij nimmer medewerking heeft onthouden aan verzoeken van de moeder waarvoor zij de toestemming van de vader nodig had. Gelet hierop, zal de rechtbank het primaire verzoek van de moeder tot eenhoofdig gezag afwijzen.
Ten aanzien van het subsidiaire verzoek van de moeder, overweegt de rechtbank dat dat verzoek neerkomt op een zogenaamde vorm van het uitgekleed gezag. Dit betreft een in de rechtspraktijk ontwikkelde tussenvorm van gezag, waarbij beide ouders toch samen belast zijn met het ouderlijk gezag maar één ouder over bepaalde zaken die een kind aangaan alleen mag beslissen. De rechtbank verwijst in dat verband naar rechtsoverweging 5.6 van de uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 25 maart 2020 (ECLI:NL:GHDHA:2020:761). In die uitspraak heeft het hof kort gezegd een dergelijk verzoek afgewezen op de grond dat de wet een dergelijke vorm civielrechtelijk niet kent, dat dergelijke beslissingen niet kunnen worden opgenomen in het Centraal Gezagsregister en dat als gevolg daarvan naar de buitenwereld onduidelijkheid kan ontstaan over de daadwerkelijke juridische positie van ouders. Gelet hierop, zal de rechtbank ook het subsidiaire verzoek van de moeder afwijzen.
Hoofdverblijfplaats
De moeder voert, samengevat weergegeven, aan dat het goed gaat met [voornaam minderjarige] bij de moeder in Nederland. Haar taalniveau is goed ontwikkeld alsook haar sociale en cognitieve vaardigheden. De moeder is de primaire hechtingsfiguur van [voornaam minderjarige] . Zij is gewend om de moeder om haar heen te hebben en zij woont met de moeder in de voormalig echtelijke woning, waar zij zal blijven wonen. Ook gaat [voornaam minderjarige] sinds mei 2018 naar het kinderdagverblijf [kinderdagverblijf] en heeft zij vaste vrienden in [woonplaats] . Verder merkt de moeder op dat zij op 15 minuten reizen van haar werk woont en nooit hoeft te reizen voor haar werk. Dit in tegendeel tot de vader. Hij reist vaak intercontinentaal en meerdere keren per maand naar Azië. Dit betekent dat [voornaam minderjarige] bij de vader door een au pair zal worden opgevoed. Dat acht de moeder niet in het belang van [voornaam minderjarige] .
Het verzoek van de vader tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats bij hem, dient volgens de moeder te worden opgevat en beoordeeld als een verzoek tot vervangende toestemming tot verhuizing naar Duitsland . Er is volgens de moeder geen noodzaak voor de verhuizing. Dat er een verschil van mening is over de invulling van de zorgregeling maakt dat niet anders. [voornaam minderjarige] is geworteld in Nederland. Zij heeft daar altijd gewoond. Haar sociale omgeving is in Nederland. Een verhuizing zou ook bijzonder grote gevolgen hebben voor het contact met de achterblijvende ouder. Die zijn naar de mening van de moeder onaanvaardbaar. [voornaam minderjarige] is immers gewend om haar moeder dagelijks om haar heen te hebben. Dit zou met een verhuizing slechts een weekend per veertien dagen zijn, wat een ongeoorloofde inbreuk op de band tussen de moeder en [voornaam minderjarige] betekent.
De vader stelt dat de ouder waar een kind zijn hoofverblijf heeft, zeker in een expat situatie waarbij de andere ouder in het buitenland woont en werkt, als primair verzorgende ouder ook de zorg moet verschaffen en regulier contact tussen het kind en de andere ouder mogelijk moet maken. De vader constateert dat de moeder wel het hoofdverblijf wil, maar niet bereid is de zorg in te vullen die daarbij hoort en evenmin het reguliere contact met de vader te faciliteren. De vader verzoekt daarom het hoofdverblijf van [voornaam minderjarige] bij hem te bepalen.
Subsidiair kan de vader instemmen met het hoofdverblijf bij de moeder onder de voorwaarde dat eerst een onderzoek door de Raad heeft plaatsgevonden of een psychodiagnostisch onderzoek van beide ouders bij NIFP en uit dat onderzoek valt te concluderen dat het hoofdverblijfplaats bij de moeder in het belang van [voornaam minderjarige] is en uitsluitend wanneer een twee wekelijke reguliere zorgregeling wordt vastgesteld in [woonplaats] en omgeving, alsook een vakantieregeling bij helfte, waarbij hij [voornaam minderjarige] mag meenemen naar [plaats in Duitsland] of een vakantiebestemming.
De rechtbank zal de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige] bij de moeder bepalen. Daartoe overweegt de rechtbank dat de moeder op dit moment en al geruime tijd de primaire zorg voor [voornaam minderjarige] draagt en dat uit het onderzoek van de Raad geen zorgen over de opvoedsituatie van [voornaam minderjarige] bij de moeder in de zin van basale zorg en fysieke veiligheid naar voren zijn gekomen. Ook zijn er geen signalen naar voren gekomen dat sprake is van ontwikkelingsproblemen of andere zaken bij [voornaam minderjarige] . De indruk is dat [voornaam minderjarige] zich conform kalenderleeftijd ontwikkelt. Hoewel de Raad op basis van informatie verkregen uit de gesprekken met moeder en de school het sterke vermoeden heeft dat de moeder overbeschermend is en de moeder het daardoor moeilijk vindt om [voornaam minderjarige] los te laten en aan de vader mee te geven, is dat naar het oordeel van de rechtbank op dit moment geen reden om tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige] over te gaan. Immers, de ouders gaan een traject ouderschapsbemiddeling volgen en beide ouders zullen, individueel, hulp ontvangen van het [ondersteuningsteam] . Het [ondersteuningsteam] kan beide ouders ondersteunen in het omgaan met hun eigen angsten en zorgen zodat [voornaam minderjarige] voorop komt te staan. De moeder moet dan ook eerst de kans krijgen om [voornaam minderjarige] te leren loslaten. Bovendien acht de rechtbank een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige] , wat een verhuizing naar Duitsland zou betekenen, op dit moment te ingrijpend en niet in haar belang.
Nu een raadsonderzoek reeds heeft plaatsgevonden, acht de rechtbank een psychodiagnostisch onderzoek bij het NIFP niet aan de orde. De rechtbank zal het verzoek van de moeder dus toewijzen en het verzoek van de vader afwijzen.
Zorgregeling en verdeling van de vakanties
Uit het raadsrapport blijkt dat de Raad zorgen heeft over het feit dat het contact met haar vader sinds december 2019 nauwelijks tot stand is gekomen, ondanks de beschikking van de rechtbank. Verder vindt de Raad zorgelijk dat [voornaam minderjarige] tijdens het gesprek met de raadsonderzoeker nauwelijks over haar vader wilde praten. Het is denkbaar dat het [voornaam minderjarige] – omdat zij haar vader al lange tijd niet heeft gezien – moeite kost om haar vader te integreren in haar denken. Daarnaast is het denkbaar dat [voornaam minderjarige] wellicht de spanningen van moeder heeft gevoeld en daarom teruggetrokken reageert op de vragen van twee voor haar onbekende vrouwen. De Raad is dan ook bezorgd dat [voornaam minderjarige] al op zeer jonge leeftijd de band met haar vader aan het verliezen is. Enerzijds doordat er het aflopen half jaar nauwelijks contact is geweest en anderzijds vermoedelijk doordat de overdrachtsmomenten spanningsvol verlopen. Ook is er veel spanning tussen ouders al dan niet in het bijzijn van [voornaam minderjarige] . Om de zorgen voor het veilig opgroeien van [voornaam minderjarige] weg te nemen, is het van belang dat er een structurele regelmatige zorgregeling wordt afgesproken en dat die deugdelijk wordt nagekomen door beide ouders. De Raad acht daarom een traject ouderschapsbemiddeling aangewezen en hulp van het [ondersteuningsteam] .
De Raad ziet geen signalen waarom een zorgregeling niet uitgevoerd zou kunnen worden. Een zorgregisseur van [ondersteuningsteam] kan de ouders ondersteunen in het omgaan met hun eigen angsten en zorgen zodat [voornaam minderjarige] voorop komt te staan. Ook kan het [ondersteuningsteam] zicht houden op het traject ouderschapsbemiddeling. Als duidelijke afspraken kunnen worden gemaakt tussen ouders bij dat traject en de ouders de mogelijkheid hebben om te overleggen met iemand bij zaken waar zij tegenaan lopen, dan kunnen de zorgen over [voornaam minderjarige] worden weggenomen en kan er een zorgregeling vastgesteld worden waar alle partijen zich aan kunnen conformeren. Daarin is wel belangrijk dat de moeder emotionele toestemming geeft aan [voornaam minderjarige] om het contact met haar vader aan te gaan.
In de tussentijd acht de Raad het in belang van [voornaam minderjarige] dat voorlopig de huidige zorgregeling wordt voortgezet om de week op zaterdag van 10.00 uur tot 17.00 uur, waarbij de vader moet de zorgdragen voor het halen en brengen van [voornaam minderjarige] van en naar de woning van moeder. Hoewel in het raadsrapport wordt opgemerkt dat een bungalow in [recreatiepark] niet van toegevoegde waarde wordt geacht om het contact tussen [voornaam minderjarige] en haar vader een zaterdag in de veertien dagen van 10.00 uur tot 17.00 uur te laten plaatsvinden, laat de raadsvertegenwoordiger desgevraagd ter zitting weten dat een ‘binnen-locatie’ (zoals een huisje of hotel), mede gelet op de wintermaanden, geschikter wordt geacht. Daarnaast is door de raadsvertegenwoordiger ter zitting desgevraagd naar voren gebracht dat stapsgewijs dient te worden toegewerkt naar een weekendregeling zoals door de vader is verzocht en dat het goed zou zijn als de ouders daarover nu al duidelijkheid krijgen.
De moeder heeft haar verzoek na het raadsrapport gewijzigd. Het contact tussen de vader en [voornaam minderjarige] kan naar haar mening niet onbegeleid plaatsvinden. Zij kan zich dan ook niet vinden in de door de rechtbank bij voorlopige voorziening vastgestelde voorlopige zorgregeling en het raadsadvies hieromtrent. Met het gewijzigde raadadvies dat een vervroeging van het aanvangstijdstip betekent van 13.00 uur naar 10.00 uur is de moeder het evenmin eens. De huidige zorgregeling loopt naar de mening van de moeder niet. De moeder vindt het niet verantwoord om met een kind van 4 jaar oud 7 uur aaneengesloten op pad te zijn. Nog afgezien van de zorgen die de moeder sowieso heeft over de verantwoordelijkheid van de vader. Volgens de moeder zijn alle bezoeken door de vader ingeperkt tot 3 uur dan wel afgezegd en heeft hij nimmer een vakantiewoning geregeld. Om een goede start te maken acht de moeder begeleide omgang van 3 uur per bezoek aangewezen. In de tussentijd kunnen de ouders werken aan hun communicatie bij het traject ouderschapsbemiddeling.
De vader stelt dat er geen enkele noodzaak bestaat om het contact begeleid te laten plaatsvinden of in duur te beperken. Uit het raadsrapport volgt immers dat er geen signalen zijn waargenomen waaruit blijkt dat de vader niet goed voor [voornaam minderjarige] zou kunnen zorgen. Daarnaast heeft de Raad geen zorgen over de basale zorg en fysieke veiligheid van [voornaam minderjarige] tijdens contactmomenten met haar vader. Volgens de vader bestaat er dan ook geen enkele aanleiding om het contact onder begeleiding te laten plaatsvinden. Ook was vanaf het begin af aan duidelijk dat de Raad met zijn advies aansloot bij de beslissing in voorlopige voorziening en dat abusievelijk het aanvangstijdstop een onjuist in het advies is overgenomen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat zij het, ongeacht de mogelijke oorzaken daarvan, zorgelijk acht dat [voornaam minderjarige] haar vader geruime tijd niet fysiek heeft gezien. Dit heeft een negatieve impact op de band met haar vader, de identiteitsontwikkeling van [voornaam minderjarige] en de hechting van [voornaam minderjarige] , zoals uit het raadsrapport blijkt. De rechtbank is, met de Raad, dan ook van oordeel dat het (fysieke) contact tussen [voornaam minderjarige] en haar vader zo snel mogelijk moet worden hervat. Gelijk het raadsrapport, heeft de rechtbank – anders dan de moeder – geen zorgen over de fysieke veiligheid van [voornaam minderjarige] tijdens contactmomenten met haar vader. De rechtbank ziet dan ook geen noodzaak om de contactmomenten tussen [voornaam minderjarige] en haar vader onder begeleiding van een derde te laten plaatsvinden. Nu de ouders binnenkort zullen starten met een traject ouderschapsbemiddeling en zij ook ondersteuning zullen krijgen van het [ondersteuningsteam] acht de rechtbank daarin voldoende waarborg om eventuele zorgen over en weer te bespreken.
Gelet op het advies van de Raad ter zitting en om zoveel als mogelijk te waarborgen dat een uitbreiding van de contactmomenten tussen [voornaam minderjarige] en haar vader ook daadwerkelijk gerealiseerd zal worden, zal de rechtbank een opbouwende zorgregeling vaststellen. Deze zorgregeling dient tijdens het traject ouderschapsbemiddeling door te lopen.
De rechtbank zal bepalen dat [voornaam minderjarige] , met ingang van vandaag, iedere zaterdag van 10.00 uur tot 17.00 uur contact met haar vader zal hebben in een door de vader zelf te kiezen accommodatie in Nederland die voldoet aan redelijke maatstaven, bijvoorbeeld een vakantiehuisje of een hotelkamer. De vader dient de moeder daarvan uitsluitend in kennis te stellen voorafgaand aan een contactmoment. Met ingang van 1 april 2021, acht de rechtbank aangewezen dat [voornaam minderjarige] een weekend per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur (inclusief overnachting) bij haar vader zal verblijven, in een door de vader zelf te kiezen accommodatie in Nederland die voldoet aan redelijke maatstaven. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat de vader [voornaam minderjarige] bij de moeder moet ophalen en daar weer moet terugbrengen. De rechtbank geeft de ouders nog in overweging mee om tijdens het traject ouderschapsbemiddeling te bezien of zij een afspraak kunnen maken over videobelregeling in de week dat [voornaam minderjarige] haar vader niet ziet.
Voor wat betreft de verdeling van de vakanties, zal de rechtbank bepalen dat [voornaam minderjarige] in 2021 de eerste week van de zomervakantie, de herfstvakantie en de eerste week van de kerstvakantie bij de vader mag verblijven.
Verder zal de rechtbank bepalen dat [voornaam minderjarige] in 2022 de voorjaarsvakantie, de tweede week van de meivakantie, twee aaneengesloten weken van de zomervakantie, waarbij de ouders in onderling overleg dienen te bepalen welke weken dat zullen zijn, en de laatste week van de kerstvakantie bij haar vader zal verblijven. Voor het jaar 2023 en verder, zal de rechtbank hierna in het dictum een specifieke verdeling van de vakanties vaststellen, waarbij [voornaam minderjarige] vanaf dat jaar drie aaneengesloten weken in de zomervakantie bij haar vader zal verblijven. Ten aanzien van alle vakanties geldt dat deze aanvangen en eindigen op zaterdag om 10.00 uur.
Aangezien de vader heeft verzocht om een verdeling van de vakanties vast te stellen waarbij hij [voornaam minderjarige] zou kunnen meenemen naar zijn huis in [plaats in Duitsland] of naar een vakantiebestemming, begrijpt de rechtbank dat verzoek impliciet als een verzoek tot vervangende toestemming om met [voornaam minderjarige] ofwel in [plaats in Duitsland] te verblijven ofwel op een vakantiebestemming.
De rechtbank zal in ieder geval voor het jaar 2021 aan de vader vervangende toestemming verlenen om met [voornaam minderjarige] ofwel de vakanties in Duitsland ofwel op een andere vakantiebestemming binnen Europa door te brengen. Daartoe overweegt de rechtbank dat ter zitting de moeder desgevraagd laat weten dat zij vakanties van de vader met [voornaam minderjarige] niet aan de orde acht. Ook laat de moeder ter zitting desgevraagd weten dat zij niet bereid is om aan de vader een algemene toestemming te verlenen voor reizen in Europa . Een bijzondere reden hiervoor, anders dan de hiervoor omschreven twijfels van de moeder over de opvoedvaardigheden van de vader, zijn door de moeder niet gegeven. De moeder heeft een dergelijke toestemming in de spiegelbeeldige situatie aan de vader verzocht. Daarmee stelt de rechtbank vast dat [voornaam minderjarige] , in de visie van de moeder, wel tot buitenlandse reizen in staat is. De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat de moeder simpelweg niet bereid lijkt te zijn om [voornaam minderjarige] buiten Nederland een vakantie met haar vader te laten doorbrengen. Ter zitting is komen vast te staan dat de vader aan de moeder zijn toestemming heeft verleend om met [voornaam minderjarige] in het schooljaar 2020-2021 binnen Europa , waaronder Servië , te kunnen reizen. Nu aan de moeder voor het schooljaar 2020-2021 in ieder geval toestemming is verleend, ziet de rechtbank geen aanleiding om de vader voor dat jaar de toestemming te onthouden.
Voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank het verzoek van de vader ten aanzien van de zorgregeling zal toewijzen en het verzoek van de moeder daaromtrent zal afwijzen.
Tot slot geeft de rechtbank beide ouders, en met name de moeder, in overweging mee dat de rechtbank eraan heeft gedacht om een dwangsom aan de uitvoering van de zorgregeling en vakantieregeling te verbinden. Evenals voor de Raad, is voor de rechtbank zowel uit de stukken als ter zitting voldoende duidelijk geworden dat de moeder moeite heeft om [voornaam minderjarige] mee te geven aan haar vader en daaraan door haar gestelde voorwaarden lijkt te willen verbinden. Gebleken is dat zowel aan de kant van de vader als aan de kant van de moeder corona en de maatregelen daaromtrent een grote rol hebben gespeeld bij het al dan niet doorgaan van de zorgregeling op diverse momenten. Om die reden heeft de rechtbank ervoor gekozen om op dit moment geen dwangsom aan de uitvoering van de zorgregeling en de vakantieregeling te verbinden. Wel wenst de rechtbank te benadrukken dat beide ouders, zowel de moeder als de vader, zich dienen te houden aan de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling en vakantieregeling. Mocht dat onverhoopt niet het geval zijn, is het aan de desbetreffende ouder om naar bevind van zaken te handelen en alsnog de noodzakelijke stappen daartoe te ondernomen. De rechtbank hoopt evenwel dat dat niet nodig zal zijn en dat met het nog te volgen traject ouderschapsbemiddeling en met behulp van het [ondersteuningsteam] het vertrouwen in elkaar als ouders van [voornaam minderjarige] gaat groeien en de verstandhouding zal verbeteren.
Vervangende toestemming voor het reizen met [voornaam minderjarige] gedurende het schooljaar 2020/2021
Aangezien de moeder van de moeder ernstig ziek is en zij niet meer naar Nederland kan afreizen, wil de moeder elke vrije periode benutten om met [voornaam minderjarige] naar Servië te gaan om bij haar moeder te zijn (en de rest van haar familie) die in Servië woont. Zij moet per ommegaande kunnen vertrekken ofwel om bij de laatste uren van haar moeder te zijn ofwel om haar begrafenis te regelen en bij te wonen.
Nu de vader onweersproken heeft gesteld dat hij zijn toestemming zal verlenen indien een reis van de moeder naar Servië om voornoemde redenen aan de orde is alsook dat de vader tot op heden zijn toestemming nooit heeft onthouden aan de moeder, zal de rechtbank het verzoek afwijzen.
Vervangende toestemming ter vervanging paspoort en identiteitsbewijs [voornaam minderjarige] ex artikel 34 van de Paspoortwet
De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat [voornaam minderjarige] de Servische nationaliteit heeft en Burger is van de Bondrepubliek Duitsland . Aangezien de Paspoortwet enkel ziet op een Nederlands paspoort of reisdocument is de Paspoortwet hier niet van toepassing. Dat staat er niet aan in de weg dat dit verzoek een geschil tussen twee (gezags)ouders betreft, waarvoor artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) in een voorziening voorziet.
Ter zitting is door de moeder naar voren gebracht dat zij dit verzoek heeft gedaan in verband met de door haar verzochte voornaamswijziging van [voornaam minderjarige] in [voornaam minderjarige 2] . Aangezien de rechtbank de moeder in dat verzoek niet-ontvankelijk zal verklaren, zoals hierna zal blijken, en niet door de moeder is onderbouwd waarom de aanvraag van een paspoort dan wel identiteitsbewijs anderszins noodzakelijk is en de vader tot op heden nooit zijn toestemming aan de moeder heeft onthouden, zal de rechtbank dit verzoek afwijzen.
Voornaamswijziging van [voornaam minderjarige] in [voornaam minderjarige 2]
De rechtbank zal de moeder niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek. Naar het oordeel van de rechtbank vertoont dat verzoek onvoldoende samenhang met het verzoek tot echtscheiding en valt daarmee buiten het bereik van artikel 827 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dat de ouders overeenstemming hebben over de voornaamswijziging van [voornaam minderjarige] in [voornaam minderjarige 2] maakt het oordeel niet anders.
Kinderalimentatie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Aangezien de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij ook rechtsmacht ten aanzien van de verzochte kinderalimentatie als nevenvoorziening (artikel 3, sub c van de Verordening van de Raad van de Europese Unie van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijk recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen (de Alimentatieverordening)).
Nu [voornaam minderjarige] als onderhoudsgerechtigde haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft, zal de rechtbank het Nederlands recht toepassen op het verzoek tot vaststelling van een kinderalimentatie (artikel 3 van het Protocol inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen van 23 november 2007).
Oordeel van de rechtbank
Ter zitting is gebleken dat de advocaat van de moeder, op verzoek van de moeder, bepaalde elementen op de overgelegde salarisspecificaties van de moeder op niet zichtbare wijze heeft weggelakt. Zij heeft ook nagelaten deze aanpassingen anderszins kenbaar te maken aan de rechtbank en (de advocaat van) de vader. Een en ander is pas aan de orde gekomen nadat de advocaat van de vader haar vermoedens over het weglakken van bepaalde elementen op de salarisspecificaties ter zitting heeft geuit. Eerst nadat dit door de advocaat van de vader werd aangekaart, heeft de advocaat van de moeder ter zitting de door de moeder aan haar advocaat overgelegde salarisstroken overgelegd. Ter zitting is gebleken dat ook hierop – ditmaal naar het zich laat aanzien door de moeder zelf – elementen op onzichtbare wijze zijn weggelakt. De advocaat van de moeder heeft voorts ter zitting aangeboden om alsnog de originele salarisspecificaties te overleggen.
Op basis van de op de zitting overgelegde salarisspecificaties, stelt de rechtbank vast dat de door moeder ontvangen household allowance, de expatriation allowance en de depedants allowances, en ook de (sub)totalen van het salaris zijn weggelakt. Datzelfde geldt voor de pension contribution, de salary savingsplan en de total deductions die door de werkgever van de moeder in mindering worden gebracht op haar salaris. Desondanks het voorgaande, heeft de advocaat van de moeder medegedeeld dat zij van de juiste gegevens is uitgegaan voor de berekening van de kinderalimentatie. Zij is namelijk uitgegaan van het netto salaris – weergegeven op de salarisspecificaties onder ‘bank transfer’ – dat de moeder op haar bankrekening gestort krijgt van haar werkgever.
De rechtbank stelt vast dat de moeder met de initieel ingediende salarisspecificaties stukken in het geding heeft gebracht die zijn aangepast, zonder dat hiervan (bij de toelichting op de stukken) melding is gemaakt of dat dit (duidelijk) door de wijze van aanpassen blijkt uit het ingebrachte stuk (het weglakken was voor een niet oplettende lezer niet zichtbaar). Voorts geven de initieel in het geding gebracht salarisspecificaties door de wijze van weglakken een onjuist beeld van de opbouw van het inkomen van de moeder. Immers, de salarisspecificatie is opgebouwd door onder elkaar te vermelden het basis inkomen, vermeerderd met allowances verminderd met vergoedingen. Op de initieel in het geding gebrachte salarisspecificatie is slechts inkomen en vergoedingen vermeld. Door de wijze van weglakken wekt het de schijn dat de vergoedingen worden opgeteld bij het basis inkomen van de moeder, hetgeen niet het geval is. In een dergelijk geval zou de door de moeder ingenomen stelling juist zijn dat het uit te betalen bedrag het bedrag is dat bij de berekening van de kinderalimentatie dient te worden betrokken. Echter in dit specifieke geval dient voor de berekening van de kinderalimentatie te worden uitgegaan van het hogere bedrag, te weten inkomen vermeerderd met allowances, verminderd met slechts de pension contribution. De overige vergoedingen dienen niet op het inkomen in mindering worden gebracht. Ten slotte stelt de rechtbank vast dat door de wijze van weglakken voor de rechtbank noch voor de vader inzicht is geboden in de te ontvangen allowances, waardoor de stellingen niet in volle omvang door de rechtbank kunnen worden beoordeeld. Immers de moeder verzoekt de rechtbank af te wijken van de standaard berekening (ophoging kosten kinderen en verlaging van haar draagkracht voor kosten die zij maakt voor haar moeder). Voor een deugdelijke beoordeling hiervan dient inzichtelijk te zijn welke allowances die door de werkgever worden verstrekt reeds voorzien in die betreffende kosten (zoals bijvoorbeeld dependants allowance). Nu de moeder deze allowances heeft weggelakt heeft zij bovendien de vader de mogelijkheid ontnomen om op haar stellingen deugdelijk verweer te voeren.
Daarbij komt dat de rechtbank tevens twijfelt aan de juistheid van de ter zitting overgelegde (inkomens)gegevens. Door de vader is ter zitting onweersproken gesteld dat de moeder bij de aanvraag voor een hypotheek heeft verklaard dat haar jaarinkomen toen
€ 127.000,- netto bedroeg. Door de moeder is geen jaaropgave over 2019 overgelegd, zodat de rechtbank niet kan vaststellen wat haar jaarinkomen is (geweest). Ook kan de rechtbank niet vaststellen of daadwerkelijk, zoals door de moeder ter zitting is gesteld, slechts sprake is geweest van een eenmalige uitkering van een bonus in 2019 en niet van andere extra uitkeringen (emolumenten). Immers, de moeder heeft nagelaten om in de ingediende stukken melding te maken van enige bonus, dan wel andere emolumenten, zodat het ter zitting ingenomen standpunt slechts blijk geeft van een onvolledige voorlichting van de rechtbank te dien aanzien. Daarnaast betreffen de ter zitting overgelegde salarisspecificaties evenmin originelen. Zo ontbreekt het bijvoorbeeld aan persoonlijke- en functiegegevens van de moeder op die salarisspecificaties. De arbeidsduur van de moeder kan de rechtbank bijvoorbeeld niet vaststellen.
Doordat de rechtbank geen volledig inzicht heeft in het inkomen van de moeder en zij gerede twijfel heeft over de juistheid van hetgeen wel is overgelegd, kan de rechtbank niet overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van de kinderalimentatie. De rechtbank zal het verzoek van de moeder dus afwijzen.
De vader heeft de rechtbank – kort gesteld – verzocht een ‘redelijke bijdrage’ vast te stellen in het geval dat [voornaam minderjarige] bij de moeder haar hoofdverblijf heeft. Nu de inkomensgegevens van de moeder ontbreken komt de rechtbank ook aan dat verzoek niet toe. Het verzoek van de vader zal dus ook worden afgewezen.
Voortgezet gebruik echtelijke woning
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Aangezien de echtelijke woning in Nederland is gelegen, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe met betrekking tot verzoek tot het voortgezet gebruik van de echtelijke woning. Dit verzoek wordt volgens Nederlands internationaal privaatrecht door Nederlands recht beheerst.
Inhoudelijke beoordeling
De man refereert zich aan dit verzoek van de vrouw, zodat de rechtbank het verzoek als niet weersproken en op de wet gegrond zal toewijzen.
Opname settlement agreement
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het echtscheidingsverzoek, heeft hij tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek de getroffen regelingen op te nemen in de beschikking. De rechtbank zal hierop Nederlands recht als haar interne recht toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
Aangezien de vrouw verzoekt de overeenkomst van 15 december 2018 (settlement agreement draft) te bekrachtigen, de man zich refereert aan dat verzoek en de rechtbank dat verzoek begrijpt als een verzoek tot opname van de onderling getroffen regelingen van hun betrekkingen na de echtscheiding, zal de rechtbank dat verzoek als op de wet gegrond en niet weersproken toewijzen.
Het verzoek van de vrouw tot vaststelling van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap conform het echtscheidingsconvenant dat partijen hopelijk nog gaan tekenen, zal de rechtbank afwijzen nu partijen geen echtscheidingsconvenant zijn overeengekomen.
Uitsluiting Wet verevening pensioenrechten bij scheiding
Rechtsmacht en toepasselijk recht
De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht met betrekking tot het echtscheidingsverzoek, zodat hij ook rechtsmacht heeft over het verzoek tot uitsluiting van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (hierna: WVPS)
Op grond van artikel 10:51 BW wordt de vraag of een echtgenoot bij echtscheiding of scheiding van tafel en bed recht heeft op een gedeelte van de door de andere echtgenoot opgebouwde pensioenrechten, beheerst door het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van de echtgenoten, behoudens artikel 1, zevende lid, WVPS.
Nu partijen op [huwelijksdatum] 2015 te [plaats 2] , Servië , met elkaar zijn gehuwd, is het Haags Huwelijksvermogensverdrag van 14 maart 1978, Trb. 1988, 130 van toepassing op het huwelijksvermogensregime. Ten tijde van de huwelijkssluiting was de man uitsluitend Burger van de Bondsrepubliek Duitsland . De vrouw had ten tijde van de huwelijkssluiting de Servische nationaliteit. Niet gebleken en evenmin is gesteld dat partijen een geldige rechtskeuze hebben uitgebracht. Partijen hebben evenmin een gemeenschappelijke nationaliteit.
Aan de orde is dan de vraag of partijen na de huwelijkssluiting hun eerste gewone verblijfplaats, binnen zes maanden, op het grondgebied van dezelfde staat hebben gevestigd. Partijen zijn het erover eens dat na de huwelijkssluiting hun eerste huwelijksdomicilie Nederland is geweest, zodat Nederlands recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van partijen.
Nu het huwelijksvermogensregime van partijen wordt beheerst door het Nederlandse recht, zal de rechtbank Nederlands recht op het verzoek tot uitsluiting van de WVPS toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
De vrouw heeft de rechtbank verzocht te bepalen dat de pensioenverevening als bedoeld in WVPS is uitgesloten. De man heeft zich gerefereerd aan dat verzoek.
Op grond van artikel 2, eerste lid, WVPS heeft de ene echtgenoot in geval van scheiding en voor zover de andere echtgenoot pensioenaanspraken heeft opgebouwd, overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens deze wet recht op pensioenverevening, tenzij de echtgenoten de toepasselijkheid van deze wet hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding.
Nu partijen in hun settlement agreement draft van 15 december 2018 een regeling zijn overeengekomen voor wat betreft hun pensioenen en de rechtbank niet zelf kan bepalen dat de pensioenverevening als bedoeld in de WVPS is uitgesloten, zal de rechtbank het verzoek afwijzen.
Proceskosten
Aangezien het een familierechtelijke kwestie betreft, ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren zoals hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [huwelijksdatum] 2015 te [plaats 2] , Servië ;
*
bepaalt de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] bij de moeder;
*
bepaalt dat [voornaam minderjarige] bij de vader zal verblijven:
  • met ingang vandaag:een zaterdag in de veertien dagen van 10.00 uur tot 17.00 uur in een door de vader zelf te kiezen accommodatie in Nederland die voldoet aan redelijke maatstaven;
  • met ingang van 1 april 2021:een weekend in de veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur (inclusief overnachting) in een door de vader zelf te kiezen accommodatie in Nederland die voldoet aan redelijke maatstaven,
waarbij de vader [voornaam minderjarige] dient op te halen en weer terug te brengen bij de moeder;
*
bepaalt ten aanzien van de verdeling van de vakanties dat [voornaam minderjarige] :
  • in het jaar 2021:de eerste week van de zomervakantie, de herfstvakantie en de eerste week van de kerstvakantie bij de vader zal verblijven;
  • in het jaar 2022: de voorjaarsvakantie, de tweede week van de meivakantie, twee aaneengesloten weken van de zomervakantie, waarbij de ouders in onderling overleggen dienen te bepalen welke exacte weken dat zullen zijn, en de laatste week van de kerstvakantie bij haar vader zal verblijven;
  • vanaf het jaar 2023 en verder:
  • tijdens de voorjaarsvakantie:in de oneven jaren bij de moeder zal verblijven en in de even jaren bij de vader;
  • tijdens de meivakantie: in de oneven jaren de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder; in de even jaren de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader;
  • tijdens de zomervakantie: in de oneven jaren de eerste drie aaneengesloten weken bij de moeder en de laatste drie aaneengesloten weken bij de vader; in de even jaren de eerste drie aaneengesloten weken bij de vader en de laatste drie aaneengesloten weken bij de moeder;
  • tijdens de herfstvakantie: in de oneven jaren bij de vader en in de even jaren bij de moeder;
  • tijdens de kerstvakantie: in de oneven jaren de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder; in de even jaren de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader;
waarbij voor alle vakanties geldt dat die beginnen en eindigen op zaterdag om 10.00 uur;
*
verleent aan de vader toestemming, welke de toestemming van de moeder vervangt, om met [voornaam minderjarige] in 2021 ofwel de vakanties in Duitsland ofwel op een andere vakantiebestemming binnen Europa (inclusief Servië ) door te brengen;
*
bepaalt dat de vrouw jegens de man bevoegd is de bewoning van de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] ( [postcode 1] ), en het gebruik van de zaken die behoren bij de woning en tot de inboedel daarvan voort te zetten gedurende zes maanden na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand;
*
neemt op de door partijen getroffen onderlinge regeling van hun betrekkingen na de echtscheiding, zoals neergelegd in het (in fotokopie) aan deze beschikking gehechte “settlement agreement draft van 15 december 2018”;
*
verklaart deze beschikking, met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding, tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
*
verklaart de vrouw niet-ontvankelijkheid in haar verzoek tot voornaamswijziging van [voornaam minderjarige] ;
*
wijst af al het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. Koper, mr. C.W. de Wit en mr. W.G. de Boer, (kinder-)rechters, bijgestaan door mr. S. Verhoef als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 10 december 2020.