ECLI:NL:GHDHA:2020:761
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- A.E. Sutorius-Van Hees
- M.W. Koek
- A.A.F. Donders
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ouderlijk gezag en de juridische basis van uitgekleed gezag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 maart 2020 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende het ouderlijk gezag over een minderjarige. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Rotterdam die de vader, verweerder in hoger beroep, met een vorm van 'uitgekleed' ouderlijk gezag had belast. De moeder stelde dat er geen wettelijke basis was voor deze vorm van gezag en dat het in de literatuur bekritiseerd werd. De vader daarentegen verdedigde dat deze maatwerkbeslissing passend was gezien de slechte communicatie tussen de ouders en zijn wens om zich niet te mengen in de dagelijkse opvoeding van de minderjarige.
Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank in eerste aanleg het verzoek van de vader om gezamenlijk ouderlijk gezag had afgewezen, maar de vader met een beperkte vorm van gezag had belast. Het hof oordeelde dat de wet geen civielrechtelijke basis biedt voor 'uitgekleed' gezag, waardoor deze beslissing niet als een aparte categorie in het Centraal Gezagsregister kan worden geregistreerd. Dit leidde tot onduidelijkheid over de juridische positie van de ouders.
Het hof concludeerde dat er geen basis was voor gezamenlijk gezag, gezien de ernstig verstoorde communicatie en het wantrouwen tussen de ouders. De ouders waren niet in staat om samen beslissingen te nemen over de opvoeding van de minderjarige, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag. De beslissing van de rechtbank werd vernietigd en het verzoek van de vader werd afgewezen, waarbij het hof benadrukte dat de vader recht heeft op omgang met de minderjarige en op informatie over haar.