Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
C/09/563027 / HA ZA 18-1149(hierna: de hoofdzaak) van
1.[gedaagde sub 1] te [plaats] ,
C/09/571743 / HA ZA 19-365(hierna: de vrijwaring) van
1.[gedaagde in vrijwaring] , te [plaats] ,
2.[gedaagde sub 1] , te [plaats] ,
1.De procedure in de hoofdzaak en de vrijwaringszaak
- de dagvaarding van 1 november 2018, met producties;
- de dagvaarding van 5 november 2018, met producties;
- het incidenteel verzoek toestemming oproeping in vrijwaring, tevens houdende conclusie van antwoord van de zijde van [gedaagde sub 2] , met producties;
- de antwoordakte van de zijde van de Stichting;
- het vonnis van 27 februari 2019 in het vrijwaringsincident waarin is beslist dat het [gedaagde sub 2] is toegestaan [gedaagde in vrijwaring] en [gedaagde sub 1] in vrijwaring op te roepen;
- de dagvaarding in vrijwaring van 2 april 2019, met producties;
- de conclusie van antwoord in vrijwaring van de zijde van [gedaagde in vrijwaring] , met producties;
- de brief met bijlage van mr. Cordesius namens [gedaagde sub 2] van 26 augustus 2019;
- het proces-verbaal van de op 4 september 2019 gehouden comparitie van partijen;
- bij B2 formulier van 12 december 2019 heeft mr. P.I.A.P.M. Zwaga zich in zowel de hoofdzaak (voor de Stichting) als in de vrijwaring (voor [gedaagde in vrijwaring] ) onttrokken. Mr. J. Kalkman heeft zich vervolgens bij B2 formulier van 13 december 2019 gesteld in zowel de hoofdzaak als de vrijwaring voor respectievelijk de Stichting en [gedaagde in vrijwaring] .
2.De feiten
3.Het geschil
in de hoofdzaak
4.De beoordeling
€ 8.780,00. Onduidelijk is gebleven met welk doel deze bedragen van de bankrekening zijn opgenomen en wat er met dit geld is gebeurd. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat het ook hier gaat om bedragen die voor eigen gebruik door [gedaagde sub 1] van de rekening zijn opgenomen. Immers, als dat niet zo was, dan had het op de weg van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , die toen (voor wat betreft de laatste m.u.v. de periode van 10 mei 2013 tot 14 augustus 2013) beiden onderdeel uitmaakten uit van het bestuur van de Stichting, gelegen om gemotiveerd te stellen dat de opnames ten behoeve van de Stichting hebben plaatsgevonden. Dat hebben zij nagelaten. Gelet daarop gaat de rechtbank ervan uit dat ook dit bedrag onverschuldigd is betaald zodat dit in beginsel aan de Stichting moet worden terugbetaald.
bijeengekomenen dat zij hebben gesproken over het beëindigen van de Stichting. Toen [gedaagde in vrijwaring] de bijeenkomst verliet, zouden de overige bestuursleden het besluit tot kwijtschelding jegens [Naam 6] hebben genomen. Nog daargelaten dat de kwijtschelding jegens [gedaagde sub 1] in de verklaring niet wordt genoemd, biedt de verklaring naar het oordeel van de rechtbank geen steun voor het standpunt dat op 14 juni 2015 een bestuursvergadering heeft plaatsgevonden. Mochten [gedaagde sub 2] en [Naam 1] het besluit tot kwijtschelding buiten vergadering hebben genomen, dan geldt dat alle bestuursleden zich daarna schriftelijk vóór het voorstel hadden moeten uitspreken. Daarvan is niet gebleken. Omdat [gedaagde sub 2] niet aan haar stelplicht heeft voldaan, komt de rechtbank aan bewijslevering niet toe.