ECLI:NL:RBDHA:2020:15239
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering verklaring van geen bezwaar voor verkeersvlieger in verband met veiligheidsonderzoek
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, die als verkeersvlieger bij KLM in dienst wilde treden, en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verklaring van geen bezwaar, die noodzakelijk is voor het vervullen van een vertrouwensfunctie. De minister weigerde deze verklaring op basis van onvoldoende gegevens om alle veiligheidsrisico's uit te sluiten, aangezien de eiseres sinds 2012 in Qatar woont en er geen samenwerkingsrelatie bestaat tussen de AIVD en de inlichtingen- en veiligheidsdienst van Qatar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister in redelijkheid tot deze weigering kon komen, omdat de eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor de afgifte van de verklaring, waaronder de eis dat zij gedurende de beoordelingsperiode in Nederland of in een samenwerkingsland had moeten verblijven.
De rechtbank heeft de argumenten van de eiseres, waaronder het beroep op het gelijkheidsbeginsel en de hardheidsclausule, verworpen. De eiseres stelde dat zij voldoende gegevens had overgelegd om haar verblijf in de beoordelingsperiode inzichtelijk te maken, maar de rechtbank oordeelde dat de door haar overgelegde informatie niet voldeed aan de vereisten voor een adequaat veiligheidsonderzoek. De rechtbank concludeerde dat de minister terecht had geweigerd de verklaring van geen bezwaar af te geven, omdat de nationale veiligheid zwaarder woog dan de belangen van de eiseres. De uitspraak benadrukt het belang van een adequaat veiligheidsonderzoek en de noodzaak van samenwerking met buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten voor het verkrijgen van relevante informatie.