Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser/verzoeker] ,
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Overwegingen
Beslissing
de rechter is verhinderd
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Turkse eiser, geboren in 1998, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier met als doel 'arbeid als zelfstandige'. Deze aanvraag werd echter afgewezen omdat de eiser niet voldeed aan de voorwaarde van inschrijving in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, wat noodzakelijk is voor het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 1 februari 2020 als vennoot uit de onderneming is getreden en daardoor niet meer voldeed aan de inschrijvingsvereiste. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 4 mei 2020, waarin zijn aanvraag werd afgewezen, en verzocht om een voorlopige voorziening. Echter, de rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, aangezien eiser geen geldige machtiging tot voorlopig verblijf had en niet voldeed aan de voorwaarden voor de gevraagde verblijfsvergunning.
Tijdens de zitting op 19 november 2020 is eiser niet verschenen, terwijl de Staatssecretaris zich wel liet vertegenwoordigen. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om eiser te horen, omdat er geen twijfel bestond over de afwijzing van de aanvraag. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending van de uitspraak.