ECLI:NL:RBDHA:2020:15226

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 november 2020
Publicatiedatum
17 november 2021
Zaaknummer
NL20.18604
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens vertrek van de eiser met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 november 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel werd afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 3 november 2020 met onbekende bestemming is vertrokken en dat er sindsdien geen contact meer is geweest tussen de eiser en zijn gemachtigde. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is bekendgemaakt op dezelfde dag. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.18604
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.A.C.M. Prins).

ProcesverloopBij besluit van 21 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.18605, plaatsgevonden op 13 november 2020. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun respectieve gemachtigden.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1. Bij bericht van 6 november 2020 heeft verweerder te kennen gegeven dat eiser per
3 november 2020 met onbekende bestemming is vertrokken. In dit licht moet de rechtbank beoordelen of eiser een rechtens te beschermen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
2. Als de vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd de opvang verlaat
zonder aan de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, dan wordt er in beginsel vanuit gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als hij laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dat hij dus nog prijs stelt op die bescherming. Dit contact impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft en waar hij zich bevindt. Ook impliceert het contact dat de gemachtigde en de vreemdeling met elkaar communiceren over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt. [1]
3. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiser op 11 november 2020 meegedeeld dat hij
eiser niet telefonisch kan bereiken, omdat hij geen telefoonnummer van eiser heeft. Ter zitting heeft de gemachtigde dit bevestigd.
4. De rechtbank stelt vast dat de gemachtigde en eiser in ieder geval sinds
3 november 2020 geen contact met elkaar hebben gehad. De gemachtigde weet niet of eiser nog in Nederland is en zo ja, waar eiser dan verblijft. Evenmin heeft gemachtigde overleg met eiser gevoerd over deze procedure.
5. De rechtbank concludeert hieruit dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming. Als gevolg hiervan heeft eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep. De enkele omstandigheid dat eiser mogelijk op enig moment weer opduikt, maakt dit niet anders. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 november 2020 door
mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid vanmr. S.J. van Ravenhorst, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Zie in dit verband de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van