In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 november 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel werd afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 3 november 2020 met onbekende bestemming is vertrokken en dat er sindsdien geen contact meer is geweest tussen de eiser en zijn gemachtigde. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is bekendgemaakt op dezelfde dag. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.