ECLI:NL:RBDHA:2020:15225

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 november 2020
Publicatiedatum
12 november 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 7068
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking voorlopige voorziening bij feitelijke overdracht

Op 5 november 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een verzoek om proceskostenvergoeding na de intrekking van een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, die gezamenlijk als vreemdelingen in deze zaak optraden, hadden bezwaar gemaakt tegen hun voorgenomen overdracht naar Duitsland. De Dienst Terugkeer en Vertrek had hen op 10 september 2020 geïnformeerd over de geplande overdracht, maar op 17 september 2020 werd deze overdracht geannuleerd. Verzoekers trokken hun verzoek om voorlopige voorziening in en vroegen de voorzieningenrechter om verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, te veroordelen in de proceskosten.

De voorzieningenrechter overwoog dat op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een proceskostenveroordeling alleen mogelijk is als de indiener van het verzoek om voorlopige voorziening geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen. In dit geval stelde de voorzieningenrechter vast dat de annulering van de overdracht niet het gevolg was van het verzoek om voorlopige voorziening, maar van de herhaalde asielaanvragen die door verzoekers waren ingediend. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen sprake was van tegemoetkoming, omdat de redenen voor de annulering niet voortkwamen uit de argumenten die verzoekers in hun verzoekschrift hadden aangevoerd.

Daarom werd het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. G.P. Kleijn, in aanwezigheid van griffier mr. R. Kroes, en werd openbaar uitgesproken op 5 november 2020. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/7068

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 november 2020 in de zaak tussen

[verzoeker 1] ,

v-nummer: [V-nummer 1] ,
[verzoeker 2] ,
v-nummer: [V-nummer 2] ,
[verzoeker 3] ,
v-nummer: [V-nummer 3] ,
[verzoeker 4] ,
v-nummer: [V-nummer 4] ,
[verzoeker 5],
v-nummer: [V-nummer 5] , en
[verzoeker 6],
v-nummer: [V-nummer 6] ,
hierna gezamenlijk aangeduid als verzoekers,
(gemachtigde: mr. O. Sarac),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Mol).

Procesverloop

Op 10 september 2020 heeft de Dienst Terugkeer en Vertrek verzoekers medegedeeld dat zij op 18 september 2020 om 11:00 uur aan de Duitse autoriteiten worden overgedragen.
Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen deze voorgenomen feitelijke overdracht en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Op 17 september 2020 heeft verweerder medegedeeld dat de geplande overdracht van verzoekers naar Duitsland is geannuleerd.
Naar aanleiding daarvan hebben verzoekers hun verzoek ingetrokken en daarbij de voorzieningenrechter verzocht verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Verweerder is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Verweerder heeft gebruik gemaakt van deze mogelijkheid door op 25 september 2020 per mail een verweerschrift in te dienen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:83, derde lid, en de artikelen 8:84, vierde lid, gelezen in samenhang met artikel 8:75a, eerste lid, en 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb), kan de voorzieningenrechter het bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de kosten die de indiener van het verzoek om een voorlopige voorziening in verband met de behandeling daarvan redelijkerwijs heeft moeten maken, indien de indiener het verzoek heeft ingetrokken omdat geheel of gedeeltelijk aan hem is tegemoetgekomen en hij bij intrekking om veroordeling in de kosten heeft verzocht.
2. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder de overdracht van verzoekers heeft geannuleerd, dat verzoekers om die reden het verzoek om een voorlopige voorziening hebben ingetrokken en dat verzoekers proceskosten hebben gemaakt.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat van tegemoetkomen geen sprake is, omdat het ingediende verzoek voor hem niet de aanleiding was om de overdracht van verzoekers te annuleren. Hij heeft de overdracht geannuleerd omdat verzoekers herhaalde asielaanvragen hebben ingediend.
4. Aan de voorzieningenrechter ligt de vraag voor of verweerder is tegemoetgekomen aan verzoekers of dat de overdracht is geannuleerd op andere gronden dan aangevoerd in het verzoekschrift. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
4.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in het geval van verzoekers van tegemoetkoming geen sprake. Hoewel de overdracht van verzoekers is geannuleerd is dit niet het gevolg van hun verzoek om een voorlopige voorziening, maar van de door hen ingediende herhaalde asielaanvragen. De reden voor het annuleren van de overdracht is daarmee niet gelegen in de door verzoekers aangevoerde argumenten in het verzoekschrift. Met verweerder is de voorzieningenrechter van oordeel dat de stellingen in het verzoekschrift dat de overdracht in strijd is met artikel 8 van het EVRM en verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de bijzondere omstandigheden van verzoekers onvoldoende specifiek zijn om de overdracht te annuleren. Kortom, verweerder is tegemoetgekomen op andere gronden dan de gronden die verzoekers in hun verzoekschrift hebben aangevoerd. De voorzieningenrechter verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 juli 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:676).
5. Dit maakt dat er geen grond bestaat voor een proceskostenveroordeling. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroes, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 november 2020.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.