Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
mini safe area’waar zich tussen 11-13 juli 1995 naar schattingen ongeveer 20 tot 25 duizend vluchtelingen bevonden.
Ja, dat klopt.” Op de vraag (3) wat zij daarover kan vertellen, heeft zij verklaard:
Ja. Ja, klopt.”
Daar waren zoveel mensen op dat moment dat als je een lucifer zou gooien, die zou nergens kunnen vallen.”
ergens in de middag van 13 juli 1995” werd weggehaald, waarna zij hem niet meer heeft gezien. Deze verklaring vermeldt verder:
] dan ook apart gezet en uitgeleverd aan de beulen van MLADIC. Zijn naam werd ook nog opgenomen op de lijst opgesteld in opdracht van de Nederlanders. Onder welke gegevens hij op deze lijst opgenomen werd, kan ik mij niet herinneren. [de vader] is bij ons weggehaald ergens in de middag van 13 juli 1995, maar het tijdstip kan ik niet precies zeggen, omdat ik zelf ook in paniek was om mijn man en mijn zoon. (…) Dat was de laatste keer dat ik mijn meest dierbaren en [de vader] levend zag. Zij zijn allemaal door middel van een DNA-analyse geïdentificeerd en begraven op de Memorial Begraafplaats van Potocori.”
tot het eind met ons’was. Uit haar verklaring volgt dat zij hem op donderdag nog heeft gezien: zij verklaart dat zij hem op dinsdag en woensdag heeft gezien en dat zij ‘de dag daarna’ (donderdag) die hal hebben verlaten en dat ze niet precies weet wat er is gebeurd. Wel weet zij dat de Cetniks daar binnenkwamen, met uniformen van Nederlanders en dat zij [de vader] niet meer heeft gezien nadat de Cetniks op mannen hadden gewezen die mee moesten. Deze verklaring heeft onmiskenbaar betrekking op het moment dat de vluchtelingen uit de hal moesten vertrekken. Vaststaat dat de vluchtelingen op donderdag 13 juli 1995, in de middag, uit de fabriekshal op de compound zijn vertrokken. Uit deze verklaring volgt daarmee dat [de vader] ook op donderdag 13 juli 1995 nog in de fabriekshal op de compound van Dutchbat was.
mini safe area, is weggevoerd. Die aanwijzing kan niet worden geput uit de omstandigheid dat [getuige 2] hem op enig moment uit het oog heeft verloren en hem op donderdag niet meer in de fabriekshal heeft gezien. De hal was immers stampvol met vluchtelingen. Iemand niet meer zien in een mensenmassa, betekent niet dat die persoon die massa heeft verlaten. Onduidelijk is voorts of vluchtelingen – als zij dat wilden – de compound konden verlaten, naar de
mini safe area.Hoewel [getuige 1] heeft verklaard ‘
Je kon niet even opstaan, ergens naartoe gaan.’was het, getuige de verklaring van [getuige 2] , kennelijk wel mogelijk om naar ‘buiten’ te gaan, naar de wc. Dat gaat onmiskenbaar om ‘buiten’ ten opzichte van de fabriekshal waarin de vluchtelingen waren ondergebracht, niet ‘buiten’ in de zin van de compound verlaten. Het is ook niet goed voorstelbaar dat [de vader] de compound heeft verlaten vóór 13 juli 1995, nu hij volgens de verklaring van [getuige 1] bang was en juist niet van de compound weg wilde.
compensation for the non-pecuniary damage flowing from the breach should, in principle, be available as part of the range of redress”. In een horizontale verhouding geldt dat vereiste niet. Indien in bedoelde verticale verhouding op grond van de nationaalrechtelijke bepalingen geen mogelijkheid bestaat om immateriële schadevergoeding te vorderen, schendt de betreffende staat het in artikel 13 EVRM vervatte recht van de nabestaande op een adequate remedie in geval van schending van het recht op leven door de overheid. Een belangrijke gedachte daarachter is, dat indien dergelijke vorderingen niet mogelijk zijn, het gevaar bestaat dat (op louter financiële gronden) wordt afgezien van het voeren van procedures waarin schendingen van fundamentele rechten door overheden aan het licht kunnen worden gebracht. Voorkomen dient te worden dat aldus de praktische effectiviteit van de mensenrechtenbescherming van het EVRM aanmerkelijk zou worden verminderd.
distress and anguish” ten gevolge van het overlijden van hun zoon in november 1994. Dergelijk schade had wel gevorderd kunnen worden indien dit overlijden zou hebben plaatsgehad na de inwerkingtreding van nieuwe wetgeving eind 2000, welke wetgeving kennelijk geen terugwerkende kracht kende. Het EHRM kende [echtpaar] Edwards ten slotte bij wijze van “
just satisfaction” als bedoeld in artikel 41 EVRM 20.000 Engelse Pond toe bij wijze van “
non-pecuniary damage”. Vergelijkbare schendingen en oordelen zijn te vinden in onder meer de EHRM-arresten van 3 april 2001 (Keenan / VK) [6] en 17 maart 2005 (Bubbins / VK) [7] .
effective remedy” immateriële schade te vorderen die het gevolg is van de dood van zijn vader. .
just satisfaction” toegekend voor vergelijkbare emotionele gevolgen, zonder dat de eis werd gesteld van (aantoonbaar) geestelijk letsel.
which had been gradually developed in its case-law” (par. 73). Uit de daarop volgende zin “
Situations where the applicant has suffered evident trauma, whether physical or psychological, pain and suffering, distress, anxiety, frustration, feelings of injustice or humiliation, prolonged uncertainty, disruption to life, or real loss of opportunity can be distinguished from those situations where the public vindication of the wrong suffered by the applicant, in a judgment binding on the Contracting State, is an appropriate form of redress in itself” kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet worden opgemaakt dat een (aantoonbaar) “
evident trauma” een vereiste voor het verkrijgen van “
just satisfaction” is en dat bijvoorbeeld “
distress and anguish” niet zouden volstaan. “
Evident trauma” is, evenals “
distress and anguish” één van de gevolgen waarvoor vergoeding wordt toegekend indien “
the impact of the violation may be regarded as being of a nature and degree as to have impinged so significantly on the moral well-being of the applicant”.
just satisfaction” aan het echtpaar Edwards heeft toegekend. Toepassing van het tot uitgangspunt geldende causaliteitsoordeel van de Hoge Raad, leidt tot toewijzing van een bedrag van
€ 78 aan griffierecht en € 2.085 - drie punten tegen tarief III - aan kosten advocaat).