ECLI:NL:RBDHA:2020:15180
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 december 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Duitsland volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. De Duitse autoriteiten hadden ingestemd met deze verantwoordelijkheid.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van verweerder. Tijdens de zitting op 15 december 2020 heeft de gemachtigde van eiser laten weten dat zowel eiser als zijzelf niet ter zitting zouden verschijnen. Verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft ambtshalve onderzocht of eiser procesbelang had bij het beroep, aangezien verweerder had gesteld dat eiser op 27 oktober 2020 met onbekende bestemming was vertrokken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs was dat de gemachtigde van eiser nog contact had met eiser of wist waar hij verbleef. Gezien deze omstandigheden concludeerde de rechtbank dat eiser geen prijs meer stelde op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.