ECLI:NL:RBDHA:2020:15106
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublin-zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 december 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.N. van der Ham, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. Y. Rikken, had deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 1 december 2020, waar ook een tolk aanwezig was, heeft eiseres betoogd dat verweerder ten onrechte uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiseres verwees naar verschillende rapporten, waaronder het AIDA-rapport en rapporten van DRC en SRC, waaruit zou blijken dat Dublinterugkeerders in Italië vaak geen toegang krijgen tot de asielprocedure en geen opvang ontvangen. De rechtbank overwoog echter dat verweerder in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Italië, zoals ook bevestigd door eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat in haar specifieke geval het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet zou moeten gelden. Eiseres had geen gedetailleerde onderbouwing van haar persoonlijke ervaringen en kon niet aantonen dat zij daadwerkelijk geen mogelijkheid had om te klagen bij de Italiaanse autoriteiten. De rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.