ECLI:NL:RBDHA:2020:15094
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake overdracht aan Duitse autoriteiten en vrees voor besmetting met COVID-19
Op 27 november 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Nigeriaanse asielzoeker, die zich verzet tegen zijn voorgenomen overdracht aan de Duitse autoriteiten. De verzoeker had op 23 november 2020 een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, omdat hij vreesde voor besmetting met het coronavirus tijdens het transport. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat de verantwoordelijkheid van Duitsland voor de behandeling van de asielaanvraag van verzoeker vaststaat. Verzoeker had eerder asiel aangevraagd in Nederland, maar zijn aanvraag was niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gronden van verzoeker, waaronder de vrees voor besmetting, niet voldoende onderbouwd waren. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen had en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. K.S. Smits, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.