Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
ProcesverloopBij besluit van 4 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond. Verder heeft verweerder eiser een vertrektermijn onthouden, hem opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten en het door de Franse autoriteiten opgelegde inreisverbod, geldig van 26 november 2019 tot 26 november 2022, gehandhaafd.
Overwegingen
- de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser;
- zijn homoseksuele gerichtheid en de daaruit volgende problemen.
‘Nations in transit, Kosovo’van Freedom House van 6 mei 2020 en
‘Annual report 2018’van de Ombudsman Institution van 8 april 2019.
Kosovo – Situationen för hbtq-personer’ van 29 augustus 2018 van het Zweedse Lifos. Op basis van geraadpleegde bronnen in Kosovo concludeert Lifos dat de relatie tussen de LHBTI-ers in Kosovo en de Kosovaarse autoriteiten zich kenmerkt door positieve ontwikkelingen. Uit dit rapport en de door eiser aangehaalde rapporten volgt dat er een goed ontwikkeld wetgevingskader is om de rechten van de LHBTI-gemeenschap te beschermen, maar dat dit niet altijd goed wordt uitgevoerd. Daar staat tegenover dat uit het rapport ook blijkt dat de politie actief werkt aan LHBTI-gerelateerde onderwerpen en de laatste jaren een meer positieve houding aanneemt richting de LHBTI-gemeenschap. De door eiser aangehaalde rapporten schetsen naar het oordeel van de rechtbank geen wezenlijk ander beeld.
problemenen
lastigvallenen slechts één incident geconcretiseerd, te weten een mishandeling in een horecagelegenheid. Eiser heeft verder verklaard dat hij aangifte wilde doen van deze mishandeling, maar dat de aangifte niet door de politie in behandeling is genomen. Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder niet ten onrechte dat door slechts bij één politiebureau aangifte te doen, eiser onvoldoende inspanningen heeft verricht om bescherming van de Kosovaarse autoriteiten te verkrijgen. Verweerder stelt niet ten onrechte dat dit niet representatief is voor het gehele Kosovaarse ambtenarenapparaat en werpt eiser daarbij terecht tegen dat hij zich niet heeft gewend tot andere of hogere Kosovaarse autoriteiten. Uit de door eiser aangehaalde bronnen en zijn relaas blijkt niet dat dit voor hem gevaarlijk of bij voorbaat kansloos is.