ECLI:NL:RBDHA:2020:14920
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke asielzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 september 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door de verzoeker, die in een bestuursrechtelijke procedure betrokken was bij de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoeker had op 28 november 2019 beroep aangetekend omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Op 10 juni 2020 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen, waarna verzoeker zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft ingetrokken. Verzoeker verzocht de rechtbank om verweerder te veroordelen in de proceskosten die hij had gemaakt in deze procedure.
De rechtbank heeft overwogen dat, aangezien verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen, verzoeker recht heeft op vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft daarbij de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) in acht genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld, maar heeft ook rekening gehouden met de aard van de zaak, die enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. Hierdoor is een lager bedrag toegekend, met een wegingsfactor van 0,5.
Uiteindelijk heeft de rechtbank verweerder veroordeeld tot betaling van € 262,50 aan proceskosten aan verzoeker. Deze uitspraak is gedaan door rechter mr. Y. Sneevliet, in aanwezigheid van griffier mr. M. Bos. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. De uitspraak is bekendgemaakt op 17 september 2020.