ECLI:NL:RBDHA:2020:14908

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 november 2020
Publicatiedatum
5 juli 2021
Zaaknummer
NL20.14562
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser op grond van niet-geloofwaardige elementen en veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 november 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Marokkaanse man, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser stelt homoseksueel te zijn en heeft problemen ondervonden in Marokko vanwege zijn seksuele geaardheid en zijn gevoel vrouw te zijn. Hij heeft ook aangegeven zich te hebben bekeerd tot het christendom. De rechtbank heeft vastgesteld dat de relevante elementen van zijn asielrelaas niet geloofwaardig zijn geacht door de verweerder, die Marokko als veilig land van herkomst heeft aangemerkt. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Marokko in zijn specifieke geval niet veilig is, ondanks zijn claims van vervolging. De rechtbank heeft geoordeeld dat de beroepsgrond van eiser, dat het besluit in strijd is met de beginselen van behoorlijk bestuur, niet slaagt. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag door de Staatssecretaris bevestigd en het beroep ongegrond verklaard. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.14562

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.A. Ubbergen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.C. Theodoulou).

ProcesverloopBij besluit van 24 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.14563, plaatsgevonden op 30 oktober 2020. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1989] . Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is en als gevolg daarvan problemen heeft ondervonden in Marokko, van zijn familie en van zijn omgeving. Voorts heeft eiser aan zijn relaas ten grondslag gelegd dat hij zich vrouw voelt en dat hij zich heeft bekeerd tot het christendom.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • nationaliteit, identiteit en herkomst;
  • eiser stelt homoseksueel te zijn en als gevolg daarvan problemen te hebben ondervonden;
  • eiser stelt zich vrouw te voelen;
  • eiser stelt zich bekeerd te hebben tot het christendom.
3. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat het eerste element geloofwaardig is. De overige elementen zijn niet geloofwaardig geacht door verweerder. Verweerder heeft voorts overwogen dat Marokko is aangemerkt als veilig land van herkomst en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er aanleiding is om aan te nemen dat Marokko ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt, nu de verklaringen van eiser over de elementen twee tot en met vier ongeloofwaardig zijn geacht. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond.
4. Eiser stelt dat het besluit is genomen in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en dan met name het zorgvuldigheids- evenredigheidsbeginsel en motiveringsbeginsel. Eiser geeft aan dat hij niet terug wil naar Marokko. Eiser had geen werk in Marokko, zodat hij niet in zijn levensonderhoud kan voorzien. Daarnaast heeft hij geen opvang. Eiser stelt dat hij voldoende heeft onderbouwd dat het land in zijn specifieke omstandigheden niet als een veilig land van herkomst kan worden beschouwd ten aanzien van de vraag of hij voor internationale bescherming in aanmerking komt. Ook is hij van mening dat de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst onverbindend verklaard dient te worden omdat onvoldoende blijkt of politie en justitie zodanig functioneren dat daadwerkelijke rechtsmiddelen beschikbaar zijn tegen schending van mensenrechten. Verweerder heeft Marokko aangemerkt weliswaar als veilig land van herkomst in de zin van artikel 3.37f, derde lid, van het VV 2000 aangemerkt, maar niet voor lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, transgenders en interseksuelen. Eiser wijst op het Country Reports on Human Rights Practices 2019 betreffende Marokko, waaruit volgt dat de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst niet voldoet aan het bepaalde in artikel 3.105ba, tweede lid, van het Vb 2000, dat er in Marokko niet de vereiste wet- en regelgeving is die vervolging en behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM verbiedt. Verweerder heeft dit onvoldoende zorgvuldig onderzocht en deugdelijk gemotiveerd, aldus eiser.
5. Voor zover eiser heeft gesteld dat het besluit is genomen in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is de rechtbank van oordeel dat deze beroepsgrond niet slaagt, nu dit niet nader is gemotiveerd.
6. De rechtbank stelt vast dat Marokko op 12 februari 2016 is aangewezen als veilig land van herkomst als bedoeld in artikel 37 van de Richtlijn 2013/32/EU (Procedurerichtlijn). Bij uitspraken van 1 februari 2017 [1] heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) geoordeeld dat de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Verder heeft verweerder in zijn brief van 11 juni 2018 aan de voorzitter van de Tweede Kamer laten weten dat deze aanwijzing wordt voortgezet na herbeoordeling daarvan. In de uitspraak van 19 maart 2019 [2] heeft de ABRvS voorts geoordeeld dat de door de vreemdelingen in die zaak ingebrachte informatie niet leidt tot een ander oordeel, omdat hieruit niet blijkt dat de situatie wezenlijk verschilt van de situatie die aan de orde was in de uitspraken van 1 februari 2017. Verweerder heeft bij brief van 20 september 2019 Marokko voorts herbeoordeeld als veilig land van herkomst. Hierbij is het rapport waar eiser naar heeft verwezen, door verweerder meegenomen.
7. De ABRvS heeft in de reeds aangehaalde uitspraak van 1 februari 2017 geoordeeld dat het functioneren van politie en veiligheidsdiensten weliswaar verbetering behoeft maar dat dit geen specifieke omstandigheid is waaruit kan worden afgeleid dat Marokko voor de vreemdeling geen veilig land van herkomst is. Dit is een omstandigheid die bij de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst al is betrokken. Gelet op het voorgaande bestaat er een algemeen rechtsvermoeden dat vreemdelingen uit Marokko geen internationale bescherming nodig hebben.
8. Het ligt daarom op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat Marokko in zijn specifieke situatie toch niet veilig is. Hiervoor geldt een hoge drempel vanwege het eerder genoemde rechtsvermoeden. Dit laat onverlet dat verweerder wat eiser aanvoert over zijn specifieke individuele omstandigheden zal moeten onderzoeken en zal moeten motiveren of dit er al dan niet toe leidt dat Marokko voor de vreemdeling niet veilig is.
9. Verweerder heeft de door eiser naar voren gebrachte elementen onder twee tot en met vier ongeloofwaardig geacht. Dat is door eiser niet gemotiveerd bestreden. De enkele stelling van eiser dat Marokko voor hem niet als veilig land van herkomst aangemerkt kan worden omdat hij dit voldoende heeft onderbouwd, is hiertoe onvoldoende. De stelling dat hij geen werk had in Marokko en daarom niet in zijn levensonderhoud kan voorzien en geen opvang heeft, maakt evenmin dat Marokko voor eiser niet als veilig land van herkomst is aan te merken. Verweerder heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Marokko in zijn geval toch niet veilig is. De beroepsgrond slaagt niet.
10. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, rechter, in aanwezigheid vanmr. M.A. Beijl, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

2.ECLI:NL:RVS:2019:902, te raadplegen op