ECLI:NL:RBDHA:2020:14900
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht onder de Dublinverordening met betrekking tot indirect refoulement en belangen van het kind
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 november 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Sewnath, een beroep heeft ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. F.F.M. van de Kamp, om zijn herhaalde asielaanvraag niet in behandeling te nemen. Eiser heeft verzocht om een voorlopige voorziening, die eerder op 29 oktober 2019 door de voorzieningenrechter is toegewezen, waardoor eiser niet mocht worden overgedragen aan Zwitserland totdat op het beroep was beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overdracht aan Zwitserland op basis van de Dublinverordening is toegestaan, omdat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft aangevoerd dat overdracht kan leiden tot indirect refoulement, maar de rechtbank oordeelt dat eiser niet heeft aangetoond dat er een reëel risico bestaat op onmenselijke of vernederende behandeling in Zwitserland. De rechtbank heeft ook de belangen van het kind in overweging genomen, maar oordeelt dat de Dublinverordening geen bescherming biedt voor gezinnen die pas in de EU zijn gevormd. De rechtbank concludeert dat verweerder zorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard.