ECLI:NL:RBDHA:2020:14898

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 november 2020
Publicatiedatum
28 juni 2021
Zaaknummer
NL20.18417
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië en interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 november 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Zwiers, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. F.F.M. van de Kamp, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar is niet verschenen op de zitting op 10 november 2020.

De rechtbank heeft overwogen dat de Staatssecretaris zich terecht op de Dublinverordening heeft beroepen, aangezien Italië een verzoek om terugname heeft aanvaard. Eiser voerde aan dat er geen garanties zijn voor opvang in Italië en dat hij bijzonder kwetsbaar is, maar de rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Italië geen opvang zou krijgen. De rechtbank heeft ook het interstatelijk vertrouwensbeginsel bevestigd, waarbij wordt aangenomen dat Italië zich houdt aan zijn internationale verplichtingen. Eiser heeft geen objectieve informatie overgelegd die zou aantonen dat Italië niet aan deze verplichtingen voldoet.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, omdat eiser niet heeft aangetoond dat de overdracht aan Italië onevenredige hardheid met zich meebrengt. De rechtbank heeft de omstandigheden die eiser heeft aangevoerd, in de beoordeling betrokken en heeft geoordeeld dat de Staatssecretaris in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amersfoort Bestuursrecht zaaknummer: NL20.18417
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. S. Zwiers),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. F.F.M. van de Kamp).

Procesverloop

Bij besluit van 16 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.18418, plaatsgevonden op 10 november 2020. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met kennisgeving, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening1 is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Italië een verzoek om terugname gedaan. Italië heeft dit verzoek aanvaard.
2. Eiser voert aan dat hij persisteert bij wat hij in de zienswijze heeft aangevoerd.
3. Verweerder is in het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan op hetgeen eiser in de zienswijze heeft aangevoerd. Voor zover eiser in beroep niet heeft geconcretiseerd op welke punten de motivering van het bestreden ontoereikend is, kan de enkele herhaling van de
1. Verordening (EU) nr. 604/2013.
zienswijze in beroep niet tot vernietiging van het bestreden besluit leiden. Voor dit oordeel vindt de rechtbank steun in vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).2
4. Eiser voert verder aan dat in eerste instantie slechts sprake was van een fictief claimakkoord, waardoor toezeggingen van de Italiaanse autoriteiten ontbreken. Daarnaast voert eiser aan dat verweerder op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel aanneemt dat ervan mag worden uitgegaan dat Italië zich houdt aan zijn internationale verplichtingen zoals die volgen uit het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (Vluchtelingenverdrag) en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Die motiveringswijze kan volgens eiser slechts worden betiteld als een
propositio principii. Verder krijgt eiser op grond van de Italiaanse regelgeving (artikel 23 van het Wetsdecreet 142/2015) geen opvang in Italië. Gelet daarop is opvang in Italië in het geheel niet gegarandeerd. Eiser doet in dit verband een beroep op het arrest Tarakhel.3 Tot slot voert eiser aan dat verweerder in de humanitaire aspecten die naar voren zijn gebracht ten onrechte geen bijzondere individuele omstandigheden heeft gezien om basis daarvan de asielaanvraag aan zich te trekken.
5. De rechtbank stelt eerst vast dat in het dossier van eiser een claimakkoord is opgenomen. Op 15 september 2020 hebben de Italiaanse autoriteiten gereageerd op het verzoek van de Nederlandse autoriteiten van 24 augustus 2020 om eiser terug te nemen. Gelet daarop heeft de eerder ingenomen stelling van eiser geen betekenis meer.
6. Verder begrijpt de rechtbank eisers betoog zo dat het bestreden besluit ontoereikend is gemotiveerd door te verwijzen naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Verweerder mag echter in zijn algemeenheid ten opzichte van Italië uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De ABRvS heeft in haar uitspraak van 19 december 20184 geoordeeld dat het Salvini-decreet en de algehele omstandigheden in het Italiaanse opvangsysteem geen redenen zijn om te concluderen dat ten aanzien van Italië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Ook in meer recente uitspraken heeft de ABRvS dit bevestigd.5 De rechtbank volgt dit oordeel. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet kan. Met de enkele stelling dat deze motiveringswijze slechts kan worden betiteld als een
propositio principiislaagt eiser hierin niet. Italië is net als Nederland partij bij het Vluchtelingenverdrag en het EVRM en is ook gebonden aan de verschillende Europese richtlijnen op het gebied van het asielrecht. Eiser heeft geen objectieve landeninformatie overgelegd die aanleiding geeft voor het oordeel dat Italië zich ten opzichte van hem niet aan zijn internationale verplichtingen houdt of voor het oordeel dat er in Italië sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure en opvangvoorzieningen.
7. Daarnaast heeft eiser met de enkele verwijzing naar artikel 23 van het Wetsdecreet 142/2015 niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer in Italië geen opvang zal krijgen. Uit dit artikel blijkt ook niet dat Dublinclaimanten in Italië structureel geen toegang tot de opvang krijgen. Ter zitting heeft verweerder gewezen op de circular letter van 8 januari
2 zie de uitspraak van 4 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2169).
3 EHRM, 4 november 2014, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712.
2019 en de uitspraak van de ABRvS van 12 juni 2019.6 In de circular letter stond vermeld, dat op grond van de Dublinverordening teruggekeerde asielzoekers worden ondergebracht in de centra genoemd in wetsdecreet 142/2015 en dat deze geschikt zijn om allen die recht hebben op opvang, te huisvesten, op een manier dat hun grondrechten zijn gewaarborgd. De ABRvS heeft deze circular letter van 8 januari 2019 betrokken bij de eerder genoemde uitspraak van 12 juni 2019.
Het beroep van eiser op het arrest Tarakhel slaagt ook niet. In dit arrest is geoordeeld dat slechts ten aanzien van bijzonder kwetsbare asielzoekers aanleiding kan bestaan om aanvullende garanties te vragen aan de ontvangende lidstaat. Eiser heeft op geen enkele manier onderbouwd of aannemelijk gemaakt dat hij bijzonder kwetsbaar is.
8. Tot slot blijkt uit het voornemen en het bestreden besluit dat verweerder de omstandigheden die eiser heeft aangevoerd, kenbaar heeft meegewogen, namelijk dat eiser heeft verklaard dat hij vreest bij terugkeer naar Italië geen opvang meer te krijgen, omdat zijn asielaanvraag is afgewezen en hij Italië diende te verlaten. Verweerder heeft in het bestreden besluit gemotiveerd waarom hij in deze omstandigheden geen aanleiding ziet voor het oordeel dat de overdracht van eiser aan Italië van een onevenredige hardheid getuigt. In dit verband heeft verweerder aan eiser tegengeworpen dat hij zich in geval van problemen kan wenden tot de hogere autoriteiten van Italië en dat niet is gebleken dat zij eiser niet willen of kunnen helpen. In beroep heeft eiser niet toegelicht waarom verweerder in redelijkheid tot een ander oordeel had moeten komen. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.
6 201809552/1/V3.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
13 november 2020
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. V.E. van der Does A. Vranken
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.