ECLI:NL:RBDHA:2020:14874
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van opvolgende aanvraag zonder nieuwe elementen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 8 oktober 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, een Iraakse nationaliteit houder. Eiser had eerder een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke op 29 juni 2017 was afgewezen. Op 13 juli 2020 diende eiser een opvolgende aanvraag in, waarbij hij nieuwe documenten indiende, waaronder een kopie van een arrestatiebevel en een medisch stuk. Verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verklaarde deze aanvraag niet-ontvankelijk, omdat eiser geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden had aangetoond die relevant waren voor de beoordeling van zijn aanvraag.
Tijdens de zitting op 30 september 2020, waar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, heeft de rechtbank overwogen dat de door eiser ingediende documenten niet konden worden aangemerkt als nieuwe feiten. De rechtbank concludeerde dat de authenticiteit van de documenten niet kon worden vastgesteld, wat op de weg van eiser lag. Eiser's beroep dat verweerder hem had moeten horen, werd verworpen, evenals zijn stelling dat verweerder niet voldoende op zijn zienswijze was ingegaan. De rechtbank oordeelde dat verweerder op hoofdlijnen had ingegaan op de zienswijze van eiser.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is bekendgemaakt op 8 oktober 2020, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.