ECLI:NL:RBDHA:2020:14870

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2020
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
NL20.17651
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser op grond van kennelijk ongegrondheid en veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 oktober 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Marokkaanse man, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in zijn asielaanvraag heeft aangegeven dat hij in Marokko problemen ondervond met een vriend, die hem zou hebben bedreigd en mishandeld. Eiser heeft Marokko in oktober 2018 verlaten en vreesde bij terugkeer opnieuw problemen te ondervinden.

De rechtbank oordeelde dat de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig waren, maar dat zijn herkomst niet geloofwaardig werd geacht. De rechtbank vond de problemen met de vriend van eiser niet overtuigend en oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat Marokko niet als veilig land van herkomst kon worden beschouwd. Eiser had ook niet duidelijk gemaakt op welke punten het bestreden besluit onjuist of onvolledig was, waardoor de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 oktober 2020 en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.17651
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. G.W. Mettendaf),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.17652, plaatsgevonden op 14 oktober 2020. Partijen zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [1992] . Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Marokko een project is gestart met een vriend ( [vriend] ) en dat hij in verband hiermee € 10.000,- heeft geleend van [vriend] . Vervolgens wilde [vriend] trouwen met de zus van eiser, maar hij werd afgewezen. Eiser kreeg van [vriend] 15 dagen de tijd om de lening terug te betalen. Dit kon eiser niet. [vriend] heeft eiser bedreigd en mishandeld. Eiser durfde niet naar de politie te gaan omdat [vriend] kennissen heeft die bij de politie werken. Eiser heeft Marokko in oktober 2018 verlaten. Hij vreest dat hij bij terugkeer naar Marokko opnieuw problemen krijgt met [vriend] .
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • problemen met [vriend] .
3. Verweerder acht de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig, maar zijn herkomst niet. Verweerder acht de problemen met [vriend] niet geloofwaardig. Verweerder
heeft de aanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat Marokko kan worden beschouwd als een veilig land van herkomst1. Eiser heeft volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat Marokko ten aanzien van hem persoonlijk zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en niet kan worden beschouwd als een veilig land van herkomst. Verweerder heeft de aanvraag van eiser eveneens als kennelijk ongegrond afgewezen op de grond dat eiser waarschijnlijk, te kwader trouw, een identiteits- of reisdocument dat ertoe kon bijdragen dat zijn identiteit of nationaliteit werd vastgesteld, heeft vernietigd of zich daarvan heeft ontdaan2.
5. Eiser voert aan dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Verweerder is in het bestreden besluit ten onrechte bij zijn standpunt gebleven. Eiser heeft aan zijn inspanningsverplichtingen voldaan. Als zijn relaas voor verweerder niet duidelijk was, dan had verweerder moeten doorvragen. Ook verwijst eiser naar wat hij in de zienswijze heeft aangevoerd.
6. De rechtbank overweegt dat eiser met deze stellingen niet duidelijk heeft gemaakt op welke punten het bestreden besluit en het daarin ingelaste voornemen onjuist of onvolledig is en waarom, zodat dit niet tot vernietiging van het bestreden besluit kan leiden.
7. Eiser voert aan dat het geen zin had om bescherming te zoeken bij de autoriteiten in Marokko. Daarnaast kan verweerder niet van hem verlangen dat hij bescherming had gezocht bij de autoriteiten, omdat hij zich in een gevaarlijke situatie bevond en omdat hij het psychisch zwaar heeft.
8. De rechtbank oordeelt dat deze stellingen niet tot vernietiging van het bestreden besluit kunnen leiden omdat deze stellingen geen afbreuk kunnen doen aan het standpunt van verweerder dat de problemen met [vriend] ongeloofwaardig worden geacht. Eiser heeft niet aangevoerd waarom verweerder die problemen ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
1. Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2 Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 oktober 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.